ECLI:NL:HR:2009:BH5729
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel bij meerdere daders in hennepkwekerij
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 mei 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in het kader van een hennepkwekerij. De betrokkene, geboren in 1964 en wonende te [woonplaats], was samen met anderen betrokken bij de hennepkwekerij, waar in totaal ongeveer 1462 hennepplanten aanwezig waren. Het Hof had geoordeeld dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat op € 58.000,00, aan de betrokkene moest worden toegerekend, omdat hij geen inzicht had gegeven in de verdeling van de opbrengst.
De Hoge Raad oordeelde echter dat de enkele omstandigheid dat de betrokkene geen informatie heeft verstrekt over de mededaders en de verdeling van de opbrengst, onvoldoende grond vormt voor de conclusie dat het volledige bedrag aan hem moet worden toegerekend. De Hoge Raad herhaalde relevante overwegingen uit een eerder arrest en benadrukte dat bij meerdere daders de rechter niet altijd in staat is om de omvang van het voordeel per dader vast te stellen. De rechter moet op basis van alle bekende omstandigheden bepalen welk deel van het totale voordeel aan elke dader moet worden toegerekend. Indien er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor een andere toerekening, kan dit leiden tot een pondspondsgewijze toerekening.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij de toerekening van wederrechtelijk verkregen voordeel, vooral in gevallen met meerdere daders.