ECLI:NL:HR:2009:BH5727

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11976
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdig indienen van middelen

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep in cassatie. De Hoge Raad heeft op 26 mei 2009 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 07/11976, waarbij de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard. De zaak is aanhangig gemaakt tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 16 mei 2007 uitspraak deed in de strafzaak met nummer 21/003074-06. De verdachte, geboren in 1964, had het beroep ingesteld, maar heeft geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. Dit is in strijd met artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat vereist dat een schriftuur met middelen van cassatie tijdig door een raadsman moet worden ingediend. De Advocaat-Generaal, de heer Knigge, heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep, omdat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van cassatiemiddelen. Dit arrest benadrukt het belang van het naleven van de termijnen in het strafproces en de gevolgen van het niet tijdig indienen van middelen van cassatie.

Uitspraak

26 mei 2009
Strafkamer
nr. 07/11976
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 16 mei 2007, nummer 21/003074-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren W.M.E. Thomassen en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 26 mei 2009.