ECLI:NL:HR:2009:BH5619

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
43946
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • C.B. Bavinck
  • A.R. Leemreis
  • J.A.C.A. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van bedrijfsfusievrijstelling wegens fraus legis in kapitaalsbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een naheffingsaanslag in de kapitaalsbelasting. De belanghebbende, X1 N.V., had bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslag die door de Inspecteur was opgelegd. Het Gerechtshof te Arnhem had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in cassatie ging. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.

De Hoge Raad overwoog dat belastingplichtigen in beginsel vrij zijn om een fiscaal voordelige weg te kiezen, zolang dit niet leidt tot kunstmatige constructies die in strijd zijn met de wet. Het Hof had geoordeeld dat de handelingen van de belanghebbende, die gericht waren op het verkrijgen van een belastingvoordeel, als kunstmatig moesten worden aangemerkt. De Hoge Raad bevestigde dit oordeel en stelde dat de vrijstelling van kapitaalsbelasting niet kan worden verkregen door kunstmatig de voorwaarden te creëren waaronder het recht op de vrijstelling bestaat.

De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Hof werd bekrachtigd. De proceskosten werden niet toegewezen, omdat de Hoge Raad geen termen aanwezig achtte voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is van belang voor de toepassing van de fraus legis in het belastingrecht en de grenzen van belastingplanning.

Uitspraak

Nr. 43.946
13 maart 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X1 N.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 1 maart 2007, nr. 04/01875, betreffende een naheffingsaanslag in de kapitaalsbelasting.
1. Het geding in feitelijke instantie
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag in de kapitaalsbelasting opgelegd, welke aanslag, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur is gehandhaafd.
Het Hof heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep ongegrond verklaard. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
3.1.1. Vóór 14 mei 1997 hielden A en B (hierna gezamenlijk: de ouders) alle aandelen in C B.V., welke vennootschap op haar beurt - onder meer - in het bezit was van niet-beursgenoteerde certificaten van aandelen D N.V. (hierna: nbc's).
3.1.2. Op 14 mei 1997 hebben de ouders van C B.V. gekocht 1.068.683 nbc's en hun vijf kinderen ieder 60.605 nbc's. Op dezelfde datum hebben de ouders en E opgericht X2 N.V. Ter volstorting van 80 percent van de aandelen in X2 N.V. hebben de ouders 242.416 nbc's ingebracht en heeft E ter volstorting van 20 percent van de aandelen in X2 N.V. 60.605 nbc's ingebracht. Over deze inbreng van in totaal 303.021 nbc's ter waarde van ƒ 18.181.260 is op aangifte kapitaalsbelasting voldaan.
3.1.3. Eveneens op 14 mei 1997 heeft X2 N.V. belanghebbende opgericht. Ter volstorting van de aandelen van belanghebbende heeft X2 N.V. haar gehele vermogen ingebracht, bestaande uit de in 3.1.2 genoemde 303.021 nbc's. Op dezelfde datum heeft X2 N.V. de zojuist verworven aandelen in belanghebbende verkocht aan de ouders en F tegen levering aan X2 N.V. van 242.416 nbc's van de ouders en 60.605 nbc's van F. Na deze transactie bestond het vermogen van X2 N.V. derhalve wederom uit 303.021 nbc's.
3.1.4. Op dezelfde datum heeft belanghebbende X3 N.V. opgericht en heeft zij haar gehele vermogen - van 303.021 nbc's - ingebracht ter volstorting van deze aandelen. Tegelijkertijd heeft belanghebbende de aandelen verkocht aan de ouders en G tegen 303.021 nbc's, zodat haar vermogen weer bestond uit deze 303.021 nbc's.
3.1.5. Deze handelingen werden herhaald totdat op 14 mei 1997 uiteindelijk vijf vennootschappen X waren opgericht die elk 303.021 nbc's hielden en waarvan de aandelen steeds werden gehouden voor 80 percent door de ouders en voor 20 percent door één van de kinderen.
3.1.6. Ter zake van de uitreiking van aandelen door belanghebbende, X3 N.V., X4 N.V. en X5 N.V. tegen inbreng van steeds het gehele vermogen van één van de andere X vennootschappen is een beroep gedaan op de vrijstelling van kapitaalsbelasting ingevolge artikel 37, lid 1, letter a, en lid 2, letter b, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (tekst 1997).
3.1.7. De Inspecteur heeft met toepassing van het leerstuk van fraus legis toepassing van de vrijstelling geweigerd en naheffingsaanslagen in de kapitaalsbelasting opgelegd.
3.2. Ter zitting bij het Hof is namens belanghebbende beaamd dat voor het volgen van de hierboven beschreven omweg, waardoor in het licht van het te bereiken einddoel overbodige rechtshandelingen moesten worden verricht, geen andere verklaring kan worden gegeven dan de wens om het betalen van kapitaalsbelasting (in vier van de vijf gevallen) te voorkomen.
3.3. Het Hof heeft overwogen dat een belastingplichtige in beginsel vrij is, ter bereiking van een op zichzelf reëel en zakelijk doel, een weg te bewandelen die voor hem fiscaal het minst belastend is. De grens van die vrijheid wordt echter overschreden indien, met het oogmerk van belastingverijdeling, een weg wordt gekozen die als kunstmatig en van elk reëel belang ontbloot moet worden aangemerkt en die ertoe leidt dat gehandeld wordt in strijd met doel en strekking van de wet, ook al brengen deze handelingen naar de letter van de wet toepassing van de vrijstelling mee. Weliswaar is de eindsituatie als blijvend bedoeld, maar van een deel van de tussentijds (op dezelfde dag) uitgevoerde handelingen zijn de resultaten onmiddellijk ongedaan gemaakt, aldus nog steeds het Hof.
Het Hof heeft - onder verwijzing naar HR 14 november 2003, nr. 37503, BNB 2004/161 - geoordeeld dat het niet de bedoeling van de opstellers van Richtlijn nr. 69/335/EEG, zoals gewijzigd door Richtlijn nr. 85/303/EEG, of van de nationale wetgever is geweest dat het voordeel van de vrijstelling kan worden verkregen door aldus kunstmatig de voorwaarden te creëren waaronder het recht op de vrijstelling bestaat.
3.4. Het Hof heeft op goede gronden een juiste beslissing gegeven. De middelen falen derhalve.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, C.B. Bavinck, A.R. Leemreis en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2009.