ECLI:NL:HR:2009:BH5462

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/03644
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling van salaris van curator in faillissementszaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 mei 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwijzing van een verzoek van de gewezen curator, [verzoeker], tot vaststelling van zijn salaris en de faillissementskosten. Het faillissement van Warmvloer Den Haag B.V. werd uitgesproken op 5 september 2001, waarbij [verzoeker] als curator werd aangesteld. Hij verzocht de rechtbank 's-Gravenhage om zijn salaris van € 8.391,37 en faillissementskosten van € 491,07 vast te stellen over de periode van 5 september 2001 tot 6 april 2006. De rechtbank hoorde de rechter-commissaris, die adviseerde het salaris en de kosten vast te stellen op € 4.400,-- exclusief btw. Na verdere correspondentie en een hoorzitting op 25 april 2007, heeft de rechtbank bij eindbeschikking van 27 mei 2008 het salaris van [verzoeker] vastgesteld op € 4.400,--. Tegen deze eindbeschikking heeft [verzoeker] cassatie ingesteld. De Advocaat-Generaal L. Timmerman concludeerde tot verwerping van het cassatieverzoek. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in de middelen niet tot cassatie konden leiden, aangezien deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling met zich meebrachten. De Hoge Raad verwierp het beroep, en deze beschikking werd openbaar uitgesproken door raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

8 mei 2009
Eerste Kamer
08/03644
RM/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. M. Stol.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instantie
Bij vonnis van 5 september 2001 is het faillissement van Warmvloer Den Haag B.V. uitgesproken met aanstelling van [verzoeker] als curator.
In de onderhavige procedure heeft [verzoeker] de rechtbank 's-Gravenhage verzocht om vaststelling van zijn salaris en het bedrag van de faillissementskosten op grond van ingediende declaraties over de periode van 5 september 2001 tot 6 april 2006. [Verzoeker] heeft een salaris van € 8.391,37 en een bedrag aan kosten van € 491,07 voorgesteld.
De rechtbank heeft de rechter-commissaris omtrent het verzoek gehoord. In zijn memo van 15 maart 2007 heeft de rechter-commissaris de rechtbank geadviseerd om het salaris en het bedrag van de kosten vast te stellen op € 4.400,-- exclusief btw.
Nadat [verzoeker] zijn standpunten bij brieven van 30 maart en 24 april 2007 had uiteengezet, heeft de rechtbank hem op 25 april 2007 gehoord.
Bij tussenbeschikking van 12 juli 2007 heeft de rechtbank de opvolgend curator, [betrokkene 2], en [verzoeker] verzocht hun standpunten nader uiteen te zetten. [Betrokkene 2] heeft dit bij brief van 20 september 2007 gedaan. [Verzoeker] heeft bij brief van 3 december 2007 op de brief van [betrokkene 2] gereageerd. In zijn brief verzocht [verzoeker] tevens een nader uitstel voor het geven van een reactie omdat hij (nog) niet de beschikking had over het faillissementsdossier.
De rechtbank heeft bij eindbeschikking van 27 mei 2008 het salaris van [verzoeker] over de periode van 5 september 2001 tot 6 april 2006 vastgesteld op € 4.400,-- (exclusief de verschuldigde omzetbelasting).
De beschikkingen van de rechtbank zijn aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de eindbeschikking van de rechtbank heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieverzoek.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 18 maart 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 mei 2009.