ECLI:NL:HR:2009:BH5418

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01151 H t/m 08/01154 H, 08/01156 H en 08/01157 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
  • G.J.M. Corstens
  • B.C. de Savornin Lohman
  • H.A.G. Splinter-van Kan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van veroordelingen wegens verblijf als ongewenst vreemdeling in Nederland

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 maart 2009 uitspraak gedaan over de aanvragen tot herziening van eerdere veroordelingen van de aanvrager, die meerdere keren was veroordeeld voor het als vreemdeling verblijven in Nederland, terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard. De aanvrager had een verzoek ingediend tot opheffing van zijn ongewenstverklaring, dat door de Staatssecretaris van Justitie op 3 augustus 2007 was ingewilligd. Deze beschikking hield in dat de ongewenstverklaring met terugwerkende kracht werd opgeheven, wat leidde tot het ernstige vermoeden dat de aanvrager vrijgesproken zou zijn als deze informatie eerder bekend was geweest bij de rechterlijke instanties.

De Hoge Raad oordeelde dat de aanvragen tot herziening gegrond waren, omdat de eerdere veroordelingen waren gebaseerd op onvolledige informatie. De rechtbanken hadden niet kunnen weten dat de ongewenstverklaring was opgeheven, wat van invloed had kunnen zijn op hun oordeel. De Hoge Raad heeft de tenuitvoerlegging van de eerdere uitspraken geschorst en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van volledige en actuele informatie in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de status van een verdachte als vreemdeling. De Hoge Raad heeft hiermee een belangrijke stap gezet in het waarborgen van een eerlijke rechtsgang voor de aanvrager, die nu de kans krijgt om zijn zaak opnieuw te laten beoordelen.

Uitspraak

10 maart 2009
Strafkamer
nrs. S 08/01151 H t/m S 08/01154 H, S 08/01156 H en S 08/01157 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op de aanvragen tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 juni 2004, nummer 23/003802-03, en van de in kracht van gewijsde gegane vonnissen van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van
- 28 maart 2003, nummer 13/020516-03,
- 26 augustus 2003, nummer 13/020904-03 en 13/020516-03 (tul),
- 8 oktober 2003, nummer 13/021760-03,
- 4 juni 2004, nummer 13/037471-04 en
- 16 augustus 2004, nummer 13/021317-04,
ingediend door mr. M.G.C. van Riet, advocaat te Amsterdam, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsvrouwe.
1. De uitspraken waarvan herziening is gevraagd
1.1. Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 14 mei 2003 - de aanvrager ter zake van "als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling is verklaard" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
1.2. De Politierechter heeft de aanvrager telkens ter zake van "als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenst vreemdeling is verklaard" veroordeeld tot respectievelijk
- drie maanden gevangenisstraf, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- vier maanden gevangenisstraf;
- zes maanden gevangenisstraf;
- zes maanden gevangenisstraf, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- drie maanden gevangenisstraf.
Voorts is bij genoemd vonnis van 26 augustus 2003 de tenuitvoerlegging gelast van een eerder opgelegde straf.
2. De aanvragen tot herziening
2.1. De aanvragen tot herziening zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
2.2. De aanvragen berusten op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. In de aanvragen wordt daartoe aangevoerd dat de zaken niet zouden hebben geleid tot veroordelingen, indien het Hof en de Politierechter bekend waren geweest met een beschikking en de daarin vervatte overwegingen van de Staatssecretaris van Justitie van 3 augustus 2007. Die beschikking houdt in: "De aanvraag wordt ingewilligd. De ongewenstverklaring zal met terugwerkende kracht met ingang van 28 november 2002 worden opgeheven".
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvragen gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 juni 2004 en van de vonnissen van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 28 maart 2003, 26 augustus 2003, 8 oktober 2003, 4 juni 2004 en 16 augustus 2004 zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467 Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvragen
4.1. De aanvrager is bij beschikking van 28 november 2002 op grond van art. 67 Vreemdelingenwet 2000 tot ongewenst vreemdeling verklaard. Het Hof en de Politierechter hebben de aanvrager telkens veroordeeld voor het verblijven in Nederland terwijl hij wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
4.2. Bij beschikking van de Staatssecretaris van Justitie van 3 augustus 2007 is het verzoek tot opheffing van de ongewenstverklaring in de zin van art. 68 van de Vreemdelingenwet 2000 ingediend namens de aanvrager ingewilligd. Die beschikking houdt in, voor zover hier van belang:
"1. Onderwerp van de beschikking
Deze beschikking heeft betrekking op de aanvraag tot opheffen van de ongewenstverklaring in de zin van artikel 68 van de Vreemdelingenwet, die op 7 maart 2007 is ingediend door mevrouw mr. M.G.C. van Riet namens:
[aanvrager],
geboren op [geboortedatum] 1968,
nationaliteit: Italiaanse.
[Aanvrager] zal verder worden aangeduid als 'betrokkene'.
Mevrouw mr. M.G.C. van Riet zal verder worden aangeduid als 'gemachtigde'.
2. Besluit
De aanvraag wordt ingewilligd. De ongewenstverklaring zal met terugwerkende kracht met ingang van 28 november 2002 worden opgeheven.
(...)
4. Motivering van de beschikking
Ingevolge art. 68 van de Vreemdelingenwet wordt de ongewenstverklaring opgeheven.
Opgemerkt wordt dat betrokkene op 28 november 2002 op juiste gronden ongewenst is verklaard. Betrokkene heeft immers destijds niet aangetoond dat hij in het bezit was van de Italiaanse nationaliteit. Nu echter is vastgesteld dat betrokkene de Italiaanse nationaliteit bezit en derhalve EU-onderdaan is bestaat er thans geen grond om de ongewenstverklaring (...) te handhaven.
5. Rechtsgevolgen van deze beschikking
De inwilliging van de aanvraag tot opheffing van de ongewenstverklaring heeft tot gevolg dat de ongewenstverklaring van de betrokkene in de zin van artikel 67 van de Vreemdelingenwet per 28 november 2002 wordt opgeheven."
4.3. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat het Hof en de Politierechter, waren zij met de evenvermelde feiten en omstandigheden bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zouden hebben vrijgesproken.
5. Slotsom
Uit het vorenoverwogene volgt dat zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv, zodat de aanvragen gegrond zijn en als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvragen tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 juni 2004 en van de vonnissen van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 28 maart 2003, 26 augustus 2003, 8 oktober 2003, 4 juni 2004 en 16 augustus 2004;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage opdat de zaken op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zullen worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de president G.J.M. Corstens als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 10 maart 2009.
Mr. Corstens is buiten staat dit arrest te ondertekenen.