ECLI:NL:HR:2009:BH5281

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
00244/07 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling in het strafrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 maart 2009 uitspraak gedaan over een herzieningsaanvraag van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam. De aanvrager, die was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden wegens overtreding van de Wegenverkeerswet 1994, was tijdens de herzieningsprocedure overleden. Zijn raadsman, mr. A.J.M. Mohrmann, werd benoemd tot bijzondere vertegenwoordiger. De herzieningsaanvraag was gebaseerd op de stelling dat er sprake was van een persoonsverwisseling, hetgeen volgens de aanvrager zou kunnen leiden tot een vrijspraak als de rechter op de hoogte was geweest van deze verwisseling.

De Hoge Raad heeft de conclusie van de Procureur-Generaal, Fokkens, gevolgd, die stelde dat de aanvrage tot herziening moest worden afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat de enkele verklaring van de broer van de aanvrager, dat zij zich had uitgegeven voor de aanvrager, onvoldoende was voor een ernstig vermoeden dat de rechter anders had geoordeeld. De Hoge Raad concludeerde dat de gestelde omstandigheden niet voldeden aan de criteria zoals vastgelegd in artikel 457, eerste lid, aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor werd de herzieningsaanvraag ongegrond verklaard en afgewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van substantiële bewijsvoering in herzieningsprocedures en de strikte eisen die worden gesteld aan de gronden voor herziening in het strafrecht. De beslissing werd genomen door de vice-president en twee raadsheren, en is gepubliceerd in de rechtspraak.

Uitspraak

10 maart 2009
Strafkamer
nr. 00244/07 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 22 juni 2006, nummer 13/462732-05, namens de nader te noemen persoon ingediend door mr. A.J.M. Mohrmann, advocaat te Bussum, ingevolge art. 477 Sv door de Hoge Raad benoemd als bijzondere vertegenwoordiger van:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum], gedurende de behandeling van de herzieningsaanvrage overleden op 27 juni 2007.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "overtreding van art. 9, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van de schriftelijke toelichting op de aanvrage van de bijzondere vertegenwoordiger van de aanvrager naar aanleiding van de nadere berichten die de Hoge Raad door tussenkomst van de Procureur-Generaal heeft ingewonnen.
2.3. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat sprake is van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Procureur-Generaal
De Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage zal afwijzen.
4. Beoordeling van de aanvrage
Op de door de Procureur-Generaal in zijn conclusie genoemde gronden kunnen de in de aanvrage gestelde omstandigheden niet worden aangemerkt als omstandigheden als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrage is dus ongegrond en moet ingevolge art. 468 Sv worden afgewezen.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 10 maart 2009.