ECLI:NL:HR:2009:BH5247
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis wegens persoonsverwisseling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 mei 2009 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Rechtbank Haarlem. De aanvraagster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. O.M. Karam, stelde dat er sprake was van een persoonsverwisseling, wat een grond voor herziening is volgens artikel 457, eerste lid, aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering. De Rechtbank had de aanvraagster veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, met een gevangenisstraf van vijftien maanden en verbeurdverklaring van goederen. De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere veroordeling niet op de juiste persoon was gebaseerd. De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam voor een nieuwe behandeling, waarbij de tenuitvoerlegging van het vonnis is opgeschort. De conclusie van de Advocaat-Generaal, die de gegrondheid van de herzieningsaanvraag ondersteunde, speelde een cruciale rol in deze beslissing. De Hoge Raad oordeelde dat de eerdere veroordeling ten onrechte op naam van de aanvraagster was gesteld, en dat de Rechtbank, indien zij op de hoogte was geweest van de relevante feiten, niet tot veroordeling zou zijn gekomen. Dit arrest benadrukt het belang van zorgvuldigheid in strafzaken en de mogelijkheid tot herziening wanneer er nieuwe feiten aan het licht komen die de veroordeling in twijfel trekken.