ECLI:NL:HR:2009:BH5218
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- H.A.G. Splinter-van Kan
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht en oogmerk bij uitkeringsfraude in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 mei 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1963, werd beschuldigd van uitkeringsfraude door het verzwijgen van zijn samenwoning en het wijzigen van zijn adres, wat leidde tot onterecht ontvangen bijstand. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 1998 tot en met 30 juni 2000 bijstand ontving van de Gemeentelijke Sociale Dienst Amsterdam, terwijl hij samenwoonde met [betrokkene 1]. De verdachte had op inkomstenverklaringen steeds ontkend dat er wijzigingen waren in zijn adres of burgerlijke staat.
De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat de verdachte zich bewust was van de gevolgen van zijn verzwijgingen, en dat hij het oogmerk had om onterecht bijstand te verkrijgen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De taakstraf werd verminderd tot 228 uren en de vervangende hechtenis tot 114 dagen. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, en concludeert dat de redelijke termijn van de procedure was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde straf.
De uitspraak benadrukt het belang van de intentie en het oogmerk bij het vaststellen van uitkeringsfraude, en bevestigt dat de rechterlijke beoordeling van de feiten door het Hof niet onbegrijpelijk was. De zaak illustreert ook de gevolgen van het niet correct invullen van officiële documenten en de verantwoordelijkheden van de ontvanger van bijstand.