ECLI:NL:HR:2009:BH5188
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden inzake de vordering van de benadeelde partij en de strafoplegging
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft een beroep in cassatie van de verdachte, die werd vertegenwoordigd door mr. P.H.L.M. Souren. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Hof, maar uitsluitend voor zover daarin een beslissing over de strafoplegging ontbrak. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had nagelaten een beslissing te nemen over de strafmaat na terugwijzing van de zaak. De Hoge Raad benadrukte dat de beslissingen omtrent de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel wel in stand blijven, en dat deze beslissingen niet onder de verwijzingsopdracht vallen. Hierdoor verkrijgen deze beslissingen kracht van gewijsde.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor het gedeelte dat betrekking had op de strafoplegging. De Hoge Raad volgde deze conclusie en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, zodat de strafoplegging opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat de eerdere beslissingen van het Hof met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel blijven staan.
De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het verduidelijkt dat bij terugwijzing van een zaak ook een beslissing over de strafoplegging moet worden genomen, indien dit niet eerder is gebeurd. Dit arrest bevestigt de noodzaak voor de lagere rechters om alle relevante aspecten van een zaak te overwegen bij het nemen van hun beslissingen.