ECLI:NL:HR:2009:BH5188

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10649
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.P. Balkema
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden inzake de vordering van de benadeelde partij en de strafoplegging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 april 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft een beroep in cassatie van de verdachte, die werd vertegenwoordigd door mr. P.H.L.M. Souren. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Hof, maar uitsluitend voor zover daarin een beslissing over de strafoplegging ontbrak. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had nagelaten een beslissing te nemen over de strafmaat na terugwijzing van de zaak. De Hoge Raad benadrukte dat de beslissingen omtrent de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel wel in stand blijven, en dat deze beslissingen niet onder de verwijzingsopdracht vallen. Hierdoor verkrijgen deze beslissingen kracht van gewijsde.

De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor het gedeelte dat betrekking had op de strafoplegging. De Hoge Raad volgde deze conclusie en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, zodat de strafoplegging opnieuw kan worden berecht en afgedaan. De Hoge Raad verwerpt het beroep voor het overige, wat betekent dat de eerdere beslissingen van het Hof met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel blijven staan.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het verduidelijkt dat bij terugwijzing van een zaak ook een beslissing over de strafoplegging moet worden genomen, indien dit niet eerder is gebeurd. Dit arrest bevestigt de noodzaak voor de lagere rechters om alle relevante aspecten van een zaak te overwegen bij het nemen van hun beslissingen.

Uitspraak

21 april 2009
Strafkamer
Nr. 07/10649
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 3 april 2007, nummer 24/001966-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover daarin een beslissing met betrekking tot de strafoplegging ontbreekt, en tot verwijzing of terugwijzing van de zaak, opdat de zaak voor wat betreft de strafoplegging op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof, na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad, ten onrechte heeft nagelaten een beslissing te nemen over de strafoplegging.
2.2. Het in het middel bedoelde arrest van de Hoge Raad van 4 juli 2006 (LJN AW2536) houdt het volgende in:
"4.3. De bestreden uitspraak, houdt in strijd met de art. 335 en 361, vierde lid, in verbinding met art. 415 Sv, niet een met redenen omklede beslissing in over de vordering van de benadeelde partij. De Hoge Raad zal de uitspraak in zoverre en voor wat de strafoplegging betreft vernietigen.
(...)
6. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend voorzover daarin niet een beslissing is opgenomen over de vordering van de benadeelde partij alsmede voor wat de strafoplegging betreft;
Wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
Verwerpt het beroep voor het overige."
2.3. Het Hof heeft zijn beslissing als volgt gemotiveerd:
"De beslissing na terugwijzing
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting van 20 maart 2007 aangevoerd dat ingevolge het arrest van de Hoge Raad door het hof niet alleen dient te worden beslist op de vordering van de benadeelde partij, maar ook ten aanzien van de strafsoort en/of strafmaat.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het hof thans alleen dient te beslissen op de vordering van de benadeelde partij.
(...)
Het hof verstaat het arrest van de Hoge Raad anders dan de raadsman. Gelet op de inhoud van dat arrest kan met de daarin vervatte - beperkte - vernietiging van het arrest van het hof van 5 april 2005, namelijk uitsluitend voor zover daarin niet een beslissing is opgenomen over de vordering van de benadeelde partij alsmede voor wat de strafoplegging betreft, met laatstgenoemde uitdrukking niet anders zijn bedoeld dan dat de Hoge Raad het hof de mogelijkheid heeft willen bieden om in voorkomend geval de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te kunnen leggen.
(...)
Het hof zal het arrest van de Hoge Raad aldus lezen en uitsluitend een beslissing nemen op de vordering van de benadeelde partij."
2.4. De bestreden uitspraak houdt alleen beslissingen in omtrent de vordering van de benadeelde partij en omtrent een
schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr. Het oordeel van het Hof dat het dictum van het arrest van de Hoge Raad van 9 juli 2006 tot het nemen van die beslissingen was beperkt, berust op een onjuiste lezing van dat arrest. Het middel klaagt daarover terecht. De Hoge Raad zal de bestreden uitspraak vernietigen voor zover daarin een beslissing omtrent de strafoplegging ontbreekt. Dat betekent dat de bestreden uitspraak wat betreft de beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij en omtrent de schadevergoedingsmaatregel door de Hoge Raad in stand wordt gelaten. Die beslissingen zijn dus niet in de bij dit arrest gegeven verwijzingsopdracht begrepen en verkrijgen door de onderhavige uitspraak van de Hoge Raad kracht van gewijsde.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend voor zover daarin niet een beslissing is opgenomen over de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 21 april 2009.