ECLI:NL:HR:2009:BH4716

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10965
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsgeschil over nakoming van beëindigingsovereenkomst vroegpensioenregeling

In deze zaak gaat het om een arbeidsgeschil tussen Summit Motors Nederland B.V. en een voormalige werknemer, aangeduid als [verweerder], over de nakoming van een beëindigingsovereenkomst met betrekking tot een vroegpensioenregeling. De zaak begon met een dagvaarding door [verweerder] op 24 maart 2003, waarin hij vorderingen indiende bij de rechtbank Rotterdam. Hij eiste onder andere dat Summit de overeengekomen regeling, vastgelegd in een schrijven van 24 mei 2002, zou nakomen en vorderde betaling van verschillende bedragen, waaronder een maandelijkse suppletie en vergoeding voor openstaande vakantie-uren.

De kantonrechter oordeelde op 23 juli 2004 in het voordeel van [verweerder] en gaf hem gelijk in zijn vorderingen, waarbij Summit werd veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen. Summit ging in hoger beroep bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, waar [verweerder] incidenteel hoger beroep instelde. Het hof vernietigde het vonnis van de kantonrechter en verklaarde dat de regeling uit 2002 nagekomen moest worden, met specifieke bedragen en voorwaarden voor betaling.

Summit stelde cassatie in tegen het arrest van het hof. De Hoge Raad, met de conclusie van Advocaat-Generaal L. Timmerman, oordeelde dat de klachten van Summit niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt Summit in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerder] zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is gewezen op 8 mei 2009.

Uitspraak

8 mei 2009
Eerste Kamer
07/10965
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
SUMMIT MOTORS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. P.A.M. Perquin,
t e g e n
[Verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. R.F. Thunnissen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Summit en [verweerder].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerder] heeft bij exploot van 24 maart 2003 Summit gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam, sector kanton, en na wijziging van eis gevorderd:
A. te verklaren voor recht dat de overeengekomen regeling zoals vastgelegd in het schrijven van Summit van 24 mei 2002 dient te worden nagekomen;
B. Summit te veroordelen tot betaling van de overeengekomen suppletie van € 2.000,78 bruto per maand (exclusief indexering) vanaf 1 december 2002 tot 1 juni 2003 alsmede maandelijks de nadien opeisbaar wordende toekomstige suppletiebedragen vanaf het moment van hun respectievelijke opeisbaarheid tot de pensioengerechtigde leeftijd, voor zover mogelijk vermeerderd met de wettelijke verhoging;
C. Summit te veroordelen tot betaling van € 750,-- netto, zijnde het bedrag dat hem op grond van de personeelsregeling toekomt in het kader van VUT of (pre)pensioen, voor zover mogelijk vermeerderd met de wettelijke verhoging;
D. Summit te veroordelen tot betaling van de nog openstaande 262 vakantie uren, voor zover mogelijk vermeerderd met de wettelijke verhoging;
E. Summit te veroordelen tot betaling van € 6.587,98 aan buitengerechtelijke kosten;
F. de wettelijke rente over alle gevorderde bedragen.
Summit heeft de vorderingen bestreden.
Na het tussenvonnis van 10 oktober 2003 heeft [verweerder] zijn vordering vermeerderd in die zin, dat hij verzoekt Summit te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 27.509,05 bruto per jaar ofwel € 2.232,42 bruto per maand, welke bedragen met ingang van 1 januari 2003 dienen te worden verhoogd met 1,685% en met ingang van 1 januari 2004 met 0,99% overeenkomstig de indexaties die door het pensioenfonds na 2 december 2002 zijn doorgevoerd. En voorts veroordeling van Summit tot vergoeding van de pensioenschade voor het ouderdomspensioen.
De kantonrechter heeft bij eindvonnis van 23 juli 2004 de onder A de gevorderde verklaring voor recht gegeven. Onder B is Summit veroordeeld tot betaling over de periode 1 december 2002 tot en met augustus 2006 van een bedrag van € 2.153,22 bruto per maand, welk bedrag wordt geïndexeerd met ingang van de dag en met een percentage gelijk aan het door het pensioenfonds toegepaste percentage van indexering over de maandelijkse uitkering van het vroegpensioen die [verweerder] ontvangt. Onder C is Summit veroordeeld om maandelijks te betalen vanaf 1 september 2006 tot aan de maand waarin [verweerder] 65 jaar wordt een bedrag van € 2.000,78, welk bedrag wordt vermeerderd met de indexeringen zoals hiervoor omschreven en zoals die zijn toegepast door het pensioenfonds vanaf 1 december 2002 tot aan de laatste dag dat [verweerder] vroegpensioen zal ontvangen. Onder D is Summit veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de bedragen als genoemd onder B voor zover deze opeisbaar zijn tot en met juni 2004 met ingang van de dag van opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening. Onder E is Summit veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 750,-- netto, met de wettelijke rente vanaf 1 december 2002 tot aan de dag van algehele voldoening, en onder F is het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen het tussenvonnis van 10 oktober 2003 en het eindvonnis van 23 juli 2004 heeft Summit hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. [Verweerder] heeft incidenteel hoger beroep ingesteld en bij akte wijziging van eis naast de bekrachtiging van de vonnissen van 10 oktober 2003 en 23 juli 2004 gevorderd:
- maandelijkse betaling vanaf 1 september 2006 tot aan de maand waarin [verweerder] 65 jaar wordt van € 2.153,26 vermeerderd met indexeringen zoals aangegeven;
- betaling van de wettelijke rente over de bedragen waartoe Summit bij vonnis van 23 juli 2004 is veroordeeld en voor zover opeisbaar, met ingang van de dag van opeisbaarheid;
- een verklaring voor recht dat Summit aansprakelijk is voor de door [verweerder] geleden en nog te lijden pensioenschade als gevolg van het niet nakomen van haar verplichtingen voortvloeiende uit de tussen partijen overeengekomen regeling van 24 mei 2002, welke schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en te worden vereffend volgens de wet.
Bij arrest van 27 april 2007 heeft het hof het vonnis van de kantonrechter van 23 juli 2004 vernietigd en kort gezegd, opnieuw rechtdoende, voor recht verklaard dat de overeengekomen regeling, zoals vastgelegd in het door beide partijen ondertekende schrijven, met [verweerder] van 24 mei 2002, dient te worden nagekomen, Summit veroordeeld tot betaling van € 2.153,22 bruto per maand over de periode 1 december 2002 tot en met augustus 2006, met indexeringen, de wettelijke rente over deze bedragen, een bedrag van € 2.153,26 per maand vanaf 1 september 2006 tot de maand waarin [verweerder] 65 jaar wordt, met indexeringen en de proceskosten.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft Summit beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerder] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Summit in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 8 mei 2009.