ECLI:NL:HR:2009:BH4436

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/00607
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige overheidsdaad en schadevergoeding na bestuursdwang in strijd met de wet

In deze zaak heeft de Gemeente Ubbergen, eiseres tot cassatie, een beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een onrechtmatige overheidsdaad waarbij de Gemeente werd aangesproken voor schadevergoeding na bestuursdwang die in strijd met de wet zou zijn uitgevoerd. De verweerster, die gedaagd werd door de Gemeente, had in 1994 de Gemeente gedagvaard en vorderde schadevergoeding voor gederfde inkomsten over een periode van bijna acht jaar. De rechtbank te Arnhem had in eerdere vonnissen de vorderingen van de verweerster afgewezen, maar het gerechtshof vernietigde deze vonnissen en veroordeelde de Gemeente tot betaling van aanzienlijke bedragen aan de verweerster, vermeerderd met wettelijke rente. De Gemeente ging in cassatie tegen deze uitspraak van het hof. De Hoge Raad heeft de klachten van de Gemeente in cassatie verworpen, waarbij werd opgemerkt dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was. De Hoge Raad heeft de Gemeente ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerster zijn begroot op een totaalbedrag van € 4.931,34. Dit arrest is gewezen door de raadsheren van de Hoge Raad en openbaar uitgesproken op 24 april 2009.

Uitspraak

24 april 2009
Eerste Kamer
08/00607
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
DE GEMEENTE UBBERGEN,
zetelend te Beek-Ubbergen, gemeente Ubbergen,
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. R.S. Meijer,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. K. Aantjes.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de Gemeente en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerster] heeft bij exploot van 22 december 1994 de Gemeente gedagvaard voor de rechtbank te Arnhem en onder meer gevorderd, kort gezegd, de Gemeente te veroordelen tot vergoeding van gederfde inkomsten ad ƒ 24.150,-- per jaar over de periode van 25 maart 1986 tot 1 december 1994 (in totaal ƒ 209.741,10), ƒ 66,16 per dag over de periode van 1 december 1994 tot aan de dag van voldoening en toekomstige inkomstenderving gedurende tien jaar, uitkomend op ƒ 109.641,--.
De Gemeente heeft de vorderingen bestreden.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 16 juli 1998 een comparitie van partijen gelast. Nadat de rechtbank [verweerster] tot bewijslevering had toegelaten, heeft zij bij eindvonnis van 22 maart 2001 voormelde vordering van [verweerster] afgewezen.
Tegen beide vonnissen van de rechtbank heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem. De Gemeente heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Na tussenarresten van 16 maart 2004 en 20 december 2005 heeft het hof bij eindarrest van 16 oktober 2007 de vonnissen van de rechtbank van 16 juli 1998 en 22 maart 2001 vernietigd en, opnieuw rechtdoende, de Gemeente veroordeeld aan [verweerster] te betalen de bedragen van € 5.899,14, € 65.690,--, € 10.051,--, € 1.579,16, € 1.361,34 en € 4.086,75, vermeerderd met de wettelijke rente. Het hof heeft het incidenteel appel verworpen.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen zowel de tussenarresten als het eindarrest van het hof heeft de Gemeente beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt de Gemeente in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 2.731,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en W.A.M. van Schendel, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 april 2009.