ECLI:NL:HR:2009:BH4083

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01135
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • P. Lourens
  • A.R. Leemreis
  • E.N. Punt
  • J.A.C.A. Overgaauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van uitspraken van het Gerechtshof inzake aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure aangespannen door de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan belanghebbende, een natuurlijke persoon, zijn opgelegd voor het jaar 2002. Na bezwaar tegen deze aanslagen heeft de Rechtbank te Arnhem het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, waarbij de aanslag in de inkomstenbelasting werd vernietigd en verminderd, terwijl de aanslag in de premie ziekenfondsverzekering werd gehandhaafd. Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Gerechtshof, dat de uitspraak van de Rechtbank in zijn geheel vernietigde en de aanslagen verminderde tot nihil.

De Staatssecretaris van Financiën heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraken van het Gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat het Gerechtshof onvoldoende gemotiveerd had waarom de vordering van belanghebbende op een gelieerde stichting tot zijn ondernemingsvermogen mocht worden gerekend. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de Staatssecretaris slagen, omdat het Hof niet de nodige motivering had gegeven voor zijn oordeel. Hierdoor kon de uitspraak van het Gerechtshof niet in stand blijven.

De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie gegrond, vernietigde de uitspraken van het Gerechtshof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en verwees de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling en beslissing. Dit arrest is openbaar uitgesproken en is van belang voor de rechtspraktijk, vooral in het kader van de waardering van vorderingen binnen het ondernemingsvermogen.

Uitspraak

nr. 08/01135
27 februari 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraken van het Gerechtshof te Arnhem van 31 januari 2008, nrs. 06/00476 en 06/00477, betreffende aan X te Z (hierna: belanghebbende) opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de premie ziekenfondsverzekering zelfstandigen.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2002 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en in de premie ziekenfondsverzekering zelfstandigen opgelegd, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraken van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
De Rechtbank te Arnhem heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover dit betrekking heeft op de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen, het beroep ongegrond verklaard voor zover dit betrekking heeft op de aanslag in de premie ziekenfondsverzekering zelfstandigen, de uitspraak van de Inspecteur inzake de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen vernietigd en die aanslag verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft bij afzonderlijke uitspraken de uitspraak van de Rechtbank met betrekking tot de onderscheiden aanslagen vernietigd, de uitspraak inzake de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen vernietigd, die aanslag verminderd tot nihil, het bedrag van het verlies uit werk en woning van het onderhavige jaar vastgesteld, de uitspraak van de Inspecteur inzake de aanslag in de premie ziekenfondsverzekering zelfstandigen vernietigd en die aanslag verminderd. De uitspraken van het Hof zijn aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
De Staatssecretaris heeft tegen 's Hofs uitspraken bij één beroepschrift beroep in cassatie ingesteld.
Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de middelen
Het Hof heeft - in onderdeel 3.1 van zijn uitspraak - aangaande de standpunten van partijen vastgesteld dat niet in geschil is dat de vordering van belanghebbende op B per ultimo 2002 mag worden afgewaardeerd tot nihil. Omtrent deze vordering heeft het Hof geoordeeld dat zij door belanghebbende volledig tot zijn ondernemingsvermogen mag worden gerekend.
De middelen verzetten zich tegen die vaststelling en dat oordeel door er op te wijzen dat de Inspecteur voor het Hof heeft aangevoerd dat volgens belanghebbende B na 2002 in staat was activiteiten te ontplooien met een positief resultaat, en tevens dat die activiteiten waardevol zouden zijn voor een door belanghebbende op te richten besloten vennootschap. Uit de gedingstukken blijkt dat de Inspecteur - in zijn conclusie van dupliek en in zijn brief aan het Hof van 9 november 2007 - inderdaad aandacht heeft gevraagd voor die omstandigheden. In het licht hiervan behoefden de voormelde vaststelling en voormeld oordeel van het Hof nadere motivering, die evenwel in 's Hofs uitspraak ontbreekt. De middelen slagen in zoverre. 's Hofs uitspraak kan mitsdien niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraken van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en
verwijst het geding naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens, A.R. Leemreis, E.N. Punt en J.A.C.A. Overgaauw, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2009.