ECLI:NL:HR:2009:BH3919
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake bewijsmotivering en verklaring
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 19 februari 2007 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1968. Het beroep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. R.F. Nelisse, advocaat te Rotterdam. De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft op 14 april 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 07/11894.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden, aangezien er meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep.
Desondanks heeft de Hoge Raad, gelet op de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken en de mate van overschrijding van de redelijke termijn, besloten dat er geen aanleiding is om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en dit arrest is uitgesproken door de vice-president en de raadsheren, in bijzijn van de waarnemend griffier.