ECLI:NL:HR:2009:BH3717
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- C.H.W.M. Sterk
- Rechtspraak.nl
Vereisten van art. 153 Sv in relatie tot kennisgeving van bekeuring en bewijsvoering
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was vrijgesproken van twee tenlastegelegde feiten, namelijk het nuttigen van alcohol in een aangewezen gebied en het voorhanden hebben van drugs op een openbare plaats. De Advocaat-Generaal had cassatie ingesteld, omdat het Hof volgens hem onvoldoende gemotiveerd had geoordeeld dat er niet voldoende wettig bewijs was voor de vrijspraak. De Hoge Raad oordeelde dat de kennisgevingen van bekeuring niet voldeden aan de vereisten van artikel 153 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat deze alleen het nummer van de verbalisant vermeldden en niet de naam. Dit artikel vereist dat een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar persoonlijk en op ambtseed wordt opgemaakt, gedagtekend en ondertekend. De Hoge Raad concludeerde dat het oordeel van het Hof dat er 'niet voldoende wettig bewijs' was, zonder nadere motivering niet begrijpelijk was. Daarom vernietigde de Hoge Raad de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof, zodat deze opnieuw kon worden berecht en afgedaan.