ECLI:NL:HR:2009:BH3704

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11891
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de bewijsvoering op basis van getuigenverklaringen in strafzaken

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 juni 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van bedreiging van een slachtoffer op 10 mei 2005 te Gouda. De bewezenverklaring steunde uitsluitend op de verklaring van één getuige, de aangeefster. De Hoge Raad oordeelde dat volgens artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, niet uitsluitend mag steunen op de verklaring van één getuige. De Hoge Raad concludeerde dat de bewezenverklaring niet naar de eisen van de wet met redenen was omkleed, omdat de verklaring van de aangeefster onvoldoende steun vond in andere bewijsmiddelen. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsvoering in strafzaken, waarbij meerdere getuigenverklaringen of andere bewijsmiddelen noodzakelijk zijn om tot een veroordeling te komen.

Uitspraak

30 juni 2009
Strafkamer
nr. 07/11891
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 19 februari 2007, nummer 22/003197-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.B.J.G. Baggen, advocaat te Arnhem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof de bewezenverklaring uitsluitend heeft doen steunen op de verklaring van één getuige.
2.2.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 10 mei 2005 te Gouda [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] dreigend de woorden toegevoegd: "Pas op, maak het af waarmee je bent begonnen met mijn oom, anders maak ik je dood. Dan ben je al gestorven", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking."
2.2.2. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
"Pleegplaats: Gouda
Op 10 mei 2005 hoorde ik [verdachte] zeggen: "Pas op, maak het af waarmee je bent begonnen met mijn oom, anders maak ik je dood. Dan ben je al gestorven." Ik begreep toen wat [verdachte] bedoelde. Ik voelde mij verschrikkelijk. Ik dacht dat ze me gingen dood maken."
b. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Op 10 mei 2005 belde mijn vriend [betrokkene 1] naar mijn oom, genaamd [betrokkene 2], en zijn wij bij mijn oom in Gouda langsgegaan om hem te zien."
2.3. Volgens het tweede lid van art. 342 Sv kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de bewezenverklaring slechts kan volgen uit de verklaring van de aangeefster [slachtoffer], nu het hiervoor onder 2.2. weergegeven bewijsmiddel b onvoldoende steun geeft aan de verklaring van de aangeefster, is de bewezenverklaring niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 30 juni 2009.