4.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in:
"De raadsman deelt mede dat (...). Ter terechtzitting in eerste aanleg werd de verdachte voor het eerst geconfronteerd met de vordering van de benadeelde partij. Naar de mening van de raadsman is de schade, zoals gevorderd door de benadeelde partij, geheel vergoed door de verzekering, zodat die in de onderhavige zaak niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Namens de benadeelde partij verklaart boekhouder [betrokkene 1] dat de verzekeraar de schade heeft vergoed op basis van de waarde van de goederen na afschrijving. De benadeelde partij heeft "de broodjesbus" samen met zijn zoon gebouwd, daarom is deze bus relatief goedkoop geweest. Er is een discrepantie tussen de fiscale afschrijving en de werkelijke afschrijving. Een ondernemer is redelijk vrij in het bepalen van het aantal jaren waarin hij afschrijft.
De verzekering kwam op een lager bedrag qua schade uit dan wij hadden berekend. Naar mijn berekening betreft de schade rond de EUR 14.000,=.
Voor "de broodjesbus" is indertijd voor fl. 80.000,= aan inventaris aangekocht en over dat bedrag is afgeschreven. De fiscale afschrijving betrof 20% per jaar. "De broodjesbus" was niet onderverzekerd. De brandassuradeur is nog langsgeweest om de bus te taxeren en hij heeft op basis van dat bezoek een polis opgesteld, waarbij die fl. 80.000,= in aanmerking is genomen.
Het bedrag EUR 12.000,= is de fiscale dagwaarde van "de broodjesbus", doch dit bedrag betreft niet de economische dagwaarde. De fiscale dagwaarde mag marginaal afwijken van de economische dagwaarde.
De benadeelde partij legt kopieën over van facturen ter staving van zijn vordering, zoals in kopie aan dit proces-verbaal gehecht. De benadeelde partij verklaart dat de nota's van 2001 materialen en goederen betreffen die zijn aangekocht om de bus na de eerste brandstichting in 2001 weer op te bouwen. De daarna opgebouwde bussen zijn door de brand die nu aan de orde is onherstelbaar verwoest en zijn in 2004 afgevoerd. Nu drijven wij vanuit veiligheidsoverwegingen onze handel vanuit een stalen unit. Toen door de onderhavige zaak onze bus afbrandde konden wij onze schade wegens omzetderving nergens verhalen omdat wij ons niet hadden verzekerd voor omzetderving.
(...)
De raadsman voert het woord tot verdediging. (...) In eerste aanleg werden de raadsman en zijn cliënt verrast door de vordering van de benadeelde partij, welke vordering is onderbouwd door middel van bonnen. Naar de mening van de raadsman dient de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat de onderbouwing van de vordering te onduidelijk is. De raadsman is van mening dat er geen rekening dient te worden gehouden met de herstelwaarde van "de broodjesbus"."