ECLI:NL:HR:2009:BH3664
Hoge Raad
- Cassatie
- A. Hammerstein
- O. de Savornin Lohman
- F.B. Bakels
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot benoeming van bijzonder curator en vervangende toestemming voor erkenning van een kind
In deze zaak heeft de vader op 21 november 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Rotterdam met het verzoek om een bijzonder curator te benoemen voor de minderjarige, in verband met de aanvraag voor vervangende toestemming voor de erkenning van het kind door de vader. De rechtbank heeft op 9 augustus 2007 de grootmoeder, die bezwaar maakte tegen het verzoek, niet-ontvankelijk verklaard en aan de vader vervangende toestemming verleend voor de erkenning van de minderjarige. De grootmoeder heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 28 mei 2008 de beschikking van de rechtbank heeft vernietigd en de grootmoeder ontvankelijk heeft verklaard in haar hoger beroep. De zaak is aangehouden voor een nieuwe mondelinge behandeling.
Tegen de beschikking van het hof heeft de vader cassatie ingesteld. De grootmoeder heeft verzocht om de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn cassatieberoep. De Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de vader in zijn cassatieberoep. De Hoge Raad heeft op 8 mei 2009 geoordeeld dat het hof een tussenbeschikking heeft gegeven en dat de vader in zijn cassatieberoep niet kan worden ontvangen, omdat volgens de artikelen 426 lid 4 en 401a lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering een cassatieberoep tegen een tussenbeschikking slechts tegelijk met dat van de eindbeschikking kan worden ingesteld. De Hoge Raad heeft de vader dan ook niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep.