ECLI:NL:HR:2009:BH3295
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Omzetbelasting en de vrijstelling voor verzekeringstussenpersonen
In deze zaak gaat het om een naheffingsaanslag in de omzetbelasting die aan X Holding B.V. is opgelegd over het tijdvak van 1 januari 1993 tot en met 31 december 1993. De naheffingsaanslag werd opgelegd met een verhoging van 100 procent, waarvan de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag gedeeltelijk kwijtschelding heeft verleend. Na bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag gehandhaafd voor de enkelvoudige belasting, maar de verhoging voor een groter deel kwijtgescholden. Belanghebbende ging in beroep bij het Gerechtshof, dat het beroep gegrond verklaarde en de naheffingsaanslag verminderde met het bedrag van de verhoging. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat belanghebbende in 1993 jegens de fiscale eenheid tegen vergoeding een prestatie heeft verricht. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze prestatie geheel of ten dele uit iets anders bestaat dan het ter beschikking stellen van B aan de fiscale eenheid. De klacht in cassatie betrof de vraag of het Hof had miskend dat de inhoud van de handeling bepalend is voor de rechtsgevolgen, in plaats van de vorm. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht faalt, omdat de aard van de rechtsbetrekking tussen belanghebbende en H B.V. het ter beschikking stellen van B aan H B.V. is, en dat dit voor de heffing van omzetbelasting relevant is.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P. Lourens en E.N. Punt, en is openbaar uitgesproken op 20 februari 2009.