2.2. De Kantonrechter heeft schriftelijk vonnis gewezen. Die uitspraak houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"1. Aan [verdachte] is tenlastegelegd:
"dat hij op of omstreeks 10 september 2004 te Leeuwarden, (in elk geval) in de gemeente Leeuwarden heeft gedragen een mes, in elk geval een voorwerp, waarvan, gelet op de aard of de omstandigheden waaronder dat voorwerp werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat deze voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, dan wel te dreigen".
De Officier van Justitie baseert de tenlastelegging blijkens de dagvaarding op artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (categorie IV onder 7).
2. Bij de aanvang van het onderzoek ter terechtzitting van 20 september 2007 heeft de Officier van Justitie gevorderd een wijziging in de tenlastelegging toe te staan in die zin, dat aan het bij dagvaarding tenlastegelegde feit, dat thans als primair feit moet worden beschouwd, een subsidiair tenlastegelegd feit moet worden toegevoegd, luidende: "subsidiair (indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling zou volgen) dat hij op of omstreeks 10 september 2004 te Leeuwarden, (in elk geval) in de gemeente Leeuwarden, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Arendstuin, zijnde een weg gelegen binnen een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gebied, een mes, in elk geval een voorwerp, dat als steekwapen kon worden gebruikt, bij zich heeft gehad".
Blijkens de door de Officier van Justitie aan de Kantonrechter overgelegde "vordering wijziging telastelegging" baseert de Officier van Justitie dit subsidiair tenlastegelegde feit op artikel 2.1.1.4 van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Leeuwarden.
3. Vervolgens heeft de Kantonrechter [verdachte] en diens raadsman in de gelegenheid gesteld tot het kenbaar maken van eventuele bezwaren tegen de gevorderde wijziging.
Nadat de raadsman van [verdachte] zijn bezwaar tegen de wijziging had kenbaar gemaakt - inhoudende dat de Officier van Justitie al bij het opstellen van de tenlastelegging in de dagvaarding het subsidiaire feit had moeten opnemen, nu de Officier van Justitie, gelet op de voorgeschiedenis in het procesverloop, ten tijde van het redigeren van de dagvaarding van meet af aan op de hoogte was van de omstandigheid dat ook ter terechtzitting van 20 oktober 2005 een gelijkluidende wijziging was gevorderd en toegestaan - heeft de Kantonrechter dit bezwaar verworpen en de wijziging toegestaan.
De Kantonrechter heeft het toestaan van de wijziging gemotiveerd met het oordeel, dat noch [verdachte], noch diens raadsman in enige vorm van verdediging wordt geschaad, te minder nu zowel de primaire als de subsidiaire tenlastelegging geheel overeenkomt met die ten tijde van de eerdere behandeling van deze zaak, en dat daarnaast de raadsman ook toentertijd in de onderhavige zaak als raadsman van [verdachte] is opgetreden. (...)
8. Met de Officier van Justitie en de raadsman is de Kantonrechter van oordeel, dat [verdachte] van het hem primair tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken, omdat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Naar het oordeel van de Kantonrechter kan niet worden gezegd, dat het mesje dat [verdachte] bij zich droeg tijdens de staandehouding, een voorwerp is waarvan redelijkerwijs kon worden aangenomen dat dit voor geen ander doel was bestemd dan om letsel aan personen toe te brengen, dan wel te dreigen. Namens [verdachte] is aangevoerd - zie daarvoor de door de raadsman overgelegde pleitnotities - dat het in casu om een inklapbaar padvindersmesje ging met een veiligheidspalletje, zodat het niet zomaar kon worden uitgeklapt, terwijl een druk op het palletje niet voldoende was om het mesje te openen. [verdachte] gebruikte volgens zijn zeggen het mesje als schilmesje als hij tijdens zijn werkzaamheden als taxichauffeur een appeltje of een sinaasappeltje wilde schillen. De lezing van [verdachte] is, naar het oordeel van de Kantonrechter, niet van iedere grond ontbloot, terwijl evenmin is gebleken dat het mesje bij de staandehouding was uitgeklapt. (...)
12. Ten aanzien van het aan [verdachte] subsidiair tenlastegelegde feit kan tot een wettige en overtuigende bewezenverklaring worden gekomen. Uit hetgeen door [verdachte] in zijn schrijven van 20 juni 2005 is neergelegd en uit hetgeen zowel door [verdachte] zelf als door diens raadman ter terechtzitting naar voren is gebracht, kan worden vastgesteld dat [verdachte] op 10 september 2004 - binnen de tijd waarvoor de Officier van Justitie zijn "Last" had afgegeven - op de Arendstuin te Leeuwarden het onderwerpelijke mesje bij zich heeft gedragen. Of het mesje nu al dan niet was voorzien van een veiligheidspalletje - de zich in het proces-verbaal van politie bevindende foto's lijken overigens wel op de aanwezigheid van het palletje te wijzen - is niet van belang, want geoordeeld moet worden dat het mesje hoe dan ook als steekwapen kon worden gebruikt. Dit laatste is hetgeen aan [verdachte] is tenlastegelegd. (...)
14. Al hetgeen hiervoor is overwogen leidt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De Kantonrechter:
ten aanzien van het primair aan [verdachte] tenlastegelegde feit:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan [verdachte] is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
ten aanzien van het subsidiair aan [verdachte] tenlastegelegde feit:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat [verdachte] op 10 september 2004 te Leeuwarden in de gemeente Leeuwarden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Arendstuin, zijnde een weg gelegen binnen een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gebied, een mes dat als steekwapen kon worden gebruikt, bij zich heeft gehad;
verklaart [verdachte] schuldig aan hetgeen hem subsidiair is tenlastegelegd, maar legt hem daarvoor geen straf of maatregel op."