ECLI:NL:HR:2009:BH2787
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- W.M.E. Thomassen
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Bewijsklacht over meineed van getuige in strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 april 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1984 en wonende te [woonplaats], was beschuldigd van meineed tijdens een getuigenverhoor in een strafzaak tegen [betrokkene 1]. De verdachte had op 5 oktober 2005, nadat hij de eed had afgelegd, valselijk verklaard dat hij niet kon zien of hij op een foto stond. De Hoge Raad oordeelde dat de klacht van de verdachte, dat de gebezigde bewijsmiddelen niet konden ondersteunen dat hij als getuige de eed had afgelegd, terecht was voorgesteld. De bewezenverklaring van de meineed steunde op verschillende bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte zelf en proces-verbaal van de politie. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de beslissingen over het tenlastegelegde feit en de strafoplegging. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling. De overige middelen van cassatie werden verworpen, omdat deze niet tot cassatie konden leiden en geen nadere motivering vereisten. De uitspraak benadrukt het belang van de waarheidsgetrouwe verklaring van getuigen onder ede en de gevolgen van meineed in het strafrecht.