ECLI:NL:HR:2009:BH2599

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01606
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over partneralimentatie na echtscheiding tussen voormalige echtelieden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over partneralimentatie. De man heeft op 20 april 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Rotterdam, waarin hij verzocht om echtscheiding, de bepaling dat hij huurder zal zijn van de echtelijke woning, en de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De vrouw heeft het verzoek tot verdeling bestreden en heeft zelfstandig verzocht om een bijdrage in haar levensonderhoud van € 700,-- per maand. De man heeft dit verzoek bestreden.

De rechtbank heeft op 15 februari 2007 en 1 mei 2007 de echtscheiding uitgesproken, bepaald dat de man huurder van de echtelijke woning zal zijn, en de vrouw een uitkering tot levensonderhoud van € 300,-- per maand toegekend. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 30 januari 2008 de beschikkingen van de rechtbank heeft bekrachtigd. Hierop heeft de vrouw cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof.

Uitspraak

17 april 2009
Eerste Kamer
08/01606
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. C.A. Lucardie,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 20 april 2006 ter griffie van de rechtbank Rotterdam ingediend verzoekschrift heeft de man zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd,
- echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
- te bepalen dat de man huurder zal zijn van de echtelijke woning;
- de verdeling van de tussen partijen bestaande huwelijksgemeenschap vast te stellen.
De vrouw heeft alleen het verzoek tot vaststelling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap bestreden en bij zelfstandig verzoek de rechtbank verzocht te bepalen dat de man aan de vrouw een bijdrage in haar levensonderhoud is verschuldigd ten bedrage van € 700,-- per maand bij vooruitbetaling te voldoen.
De man heeft het zelfstandig verzoek bestreden.
De rechtbank heeft, na mondelinge behandeling, bij beschikkingen van 15 februari 2007 en 1 mei 2007 echtscheiding tussen partijen uitgesproken, bepaald dat de man met ingang van het tijdstip waarop de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, huurder zal zijn van de echtelijke woning, de vrouw een uitkering tot levensonderhoud toegekend van € 300,-- per maand, bij vooruitbetaling te voldoen voor het eerst op de dag dat de echtscheidingsbeschikking zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, en de verdeling van de gemeenschap vastgesteld.
Tegen deze beschikkingen heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Bij beschikking van 30 januari 2008 heeft het hof de beschikkingen van de rechtbank bekrachtigd.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer W.D.H. Asser op 17 april 2009.