ECLI:NL:HR:2009:BH2250
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- J.C. van Oven
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Vaderschapsactie en bewijslastverdeling in het familierecht
In deze zaak gaat het om een vaderschapsactie waarbij de vrouw de man verzoekt om bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van hun dochter, geboren in 2002. De vrouw heeft op 29 november 2004 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam, waarin zij de man verzocht om een maandelijkse bijdrage van € 500,--. De man heeft dit verzoek bestreden en aangevoerd dat hij niet de verwekker is van het kind, maar slechts een spermadonor. De rechtbank heeft na een DNA-onderzoek vastgesteld dat de man met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de biologische vader is van het kind en heeft de man veroordeeld tot betaling van de gevraagde bijdrage.
De man heeft hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat de bijdrage heeft verlaagd naar € 146,-- per maand, maar de eerdere beschikkingen van de rechtbank heeft bekrachtigd. De man heeft vervolgens cassatie ingesteld bij de Hoge Raad, die de zaak heeft beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de bewijslast ten aanzien van het donorschap op de man rust, en dat de vrouw voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die erop wijzen dat de man de verwekker is in de zin van artikel 1:394 BW.
De Hoge Raad verwerpt het beroep van de man en bevestigt de beslissing van het hof, waarbij de man in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld. Dit arrest benadrukt de belangrijke rol van DNA-onderzoek in familierechtelijke geschillen en de bewijslastverdeling in zaken van vaderschapsacties.