ECLI:NL:HR:2009:BH2198

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/12511
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens het niet indienen van middelen binnen de wettelijke termijn

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie dat is ingesteld door de verdachte, geboren in 1946. De Hoge Raad heeft op 7 juli 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 juli 2007. De verdachte had geen middelen van cassatie ingediend binnen de bij de wet gestelde termijn, zoals vereist volgens artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt had geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in het beroep. De Hoge Raad heeft deze conclusie overgenomen en geoordeeld dat de verdachte niet in zijn beroep kan worden ontvangen, omdat niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor het indienen van cassatiemiddelen. Dit arrest benadrukt het belang van het tijdig indienen van middelen in cassatie en de gevolgen van het niet naleven van deze termijn voor de ontvankelijkheid van het beroep.

Uitspraak

7 juli 2009
Strafkamer
Nr. 07/12511
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 13 juli 2007, nummer 23/001836-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte 5], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1946, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De waarnemend Advocaat-Generaal Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 juli 2009.