ECLI:NL:HR:2009:BH1990

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01494
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van koopovereenkomst door beding tot zwart betalen

In deze zaak gaat het om de vraag of een koopovereenkomst, waarin een beding tot zwart betalen van de helft van de koopprijs is opgenomen, nietig is wegens strijd met de goede zeden. De eiser, wonende te [woonplaats], heeft in cassatie beroep ingesteld tegen een eindarrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. Dit eindarrest volgde op een eerdere rechtsgang waarin de rechtbank Rotterdam de eiser had veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 8.500,-- aan de verweerster, die eveneens in cassatie is gegaan. De verweerster had de eiser gedagvaard voor de rechtbank en vorderde een bedrag van € 41.000,-- met rente en kosten. De rechtbank heeft na getuigenverhoren en een comparitie van partijen de vordering van de verweerster gedeeltelijk toegewezen. Het gerechtshof heeft in hoger beroep de vonnissen van de rechtbank vernietigd en de eiser veroordeeld tot betaling van het volledige bedrag van € 41.000,--. De eiser heeft vervolgens cassatie ingesteld, waarbij de advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling nopen tot nadere motivering.

Uitspraak

10 april 2009
Eerste Kamer
08/01494
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.D. Winter,
t e g e n
[Verweerster],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. S.M. Kingma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].
1. Het geding in feitelijke instanties
[Verweerster] heeft bij exploot van 2 oktober 2003 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam en gevorderd, kort gezegd, [eiser] te veroordelen om aan [verweerster] te betalen een bedrag van € 41.000,-- met rente en kosten.
[Eiser] heeft de vordering bestreden en, in reconventie, gevorderd, kort gezegd, te verklaren voor recht dat de tussen partijen medio december 2002 mondeling en in februari 2003 schriftelijk vastgelegde overeenkomst van koop en verkoop wegens dwaling nietig is.
De rechtbank heeft, na een comparitie van partijen, getuigenverhoren en een tussenvonnis van 6 juli 2005, bij eindvonnis van 5 oktober 2005 [eiser] veroordeeld om aan [verweerster] te betalen een bedrag van € 8.500,--, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 november 2003 tot de dag der voldoening, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Tegen de vonnissen van 6 juli 2005 en 5 oktober 2005 heeft [verweerster] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.
Na een tussenarrest van 31 mei 2007 heeft het hof bij eindarrest van 18 december 2007 de bestreden vonnissen van de rechtbank vernietigd en, opnieuw rechtdoende in conventie en reconventie, [eiser] veroordeeld om aan [verweerster] te betalen een bedrag van € 41.000,-- te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het eindarrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het eindarrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
[Verweerster] heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor [verweerster] toegelicht door haar advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op € 374,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, J.C. van Oven en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 10 april 2009.