ECLI:NL:HR:2009:BH1989

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01271
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over partneralimentatie na echtscheiding tussen voormalige echtelieden

In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over partneralimentatie. De vrouw heeft op 19 januari 2006 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam met de vraag om echtscheiding en om een maandelijkse alimentatie van de man voor haar levensonderhoud. Daarnaast verzocht zij om het recht om de echtelijke woning en de daarin aanwezige roerende zaken gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking te blijven gebruiken, en om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De man heeft alleen het verzoek om alimentatie bestreden.

De rechtbank heeft op 24 januari 2007 de echtscheiding uitgesproken, maar het alimentatieverzoek van de vrouw afgewezen en verdere beslissingen aangehouden. De vrouw heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam. Na behandeling heeft het hof op 20 december 2007 de beschikking van de rechtbank vernietigd en de alimentatie voor de vrouw vastgesteld op € 800,-- per maand, ingaande op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking.

Tegen deze beschikking heeft de man cassatie ingesteld. De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen. De Advocaat-Generaal L.A.D. Keus heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat verdere motivering niet nodig is, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. De Hoge Raad heeft het beroep van de man verworpen.

Uitspraak

3 april 2009
Eerste Kamer
08/01271
DV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.S. Kamminga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 19 januari 2006 ter griffie van de rechtbank Amsterdam ingediend verzoekschrift heeft de vrouw zich gewend tot die rechtbank en verzocht, kort gezegd,
- echtscheiding tussen partijen uit te spreken;
- te bepalen dat de man aan de vrouw een nader vast te stellen bedrag per maand voldoet in de kosten van haar levensonderhoud;
- te bepalen dat de vrouw bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning en het gebruik van de in die woning aanwezige roerende zaken, gedurende zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking voort te zetten;
- te bevelen dat partijen overgaan tot het scheiden en delen van de tussen hen bestaande huwelijksgoederengemeenschap.
De man heeft alleen het alimentatieverzoek bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 24 januari 2007 echtscheiding tussen partijen uitgesproken, het alimentatieverzoek van de vrouw afgewezen en iedere verdere beslissing aangehouden.
Tegen deze beschikking heeft de vrouw hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam.
Na mondelinge behandeling heeft het hof bij beschikking van 20 december 2007 de beschikking van de rechtbank vernietigd en, opnieuw beschikkende, de uitkering tot levensonderhoud van de vrouw met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking bepaald op € 800,-- per maand.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 3 april 2009.