ECLI:NL:HR:2009:BH1986
Hoge Raad
- Cassatie
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- A. Hammerstein
- W.A.M. van Schendel
- C.A. Streefkerk
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de limitering van partneralimentatie na scheiding en de toepassing van overgangsrecht
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de limitering van partneralimentatie na hun scheiding. De man heeft in 2005 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank Amsterdam, waarin hij primair verzocht om de partneralimentatie, die in een echtscheidingsconvenant was vastgelegd, te beëindigen of op nihil te stellen. De vrouw heeft dit verzoek bestreden. De rechtbank heeft het verzoek van de man afgewezen, waarna de man in hoger beroep ging bij het gerechtshof te Amsterdam. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank, maar de man ging in cassatie bij de Hoge Raad.
De Hoge Raad heeft op 27 maart 2009 uitspraak gedaan. De man stelde dat op basis van de Wet Limitering Alimentatie (WLA) zijn alimentatieverplichting vijftien jaar na het ingaan daarvan kan worden beëindigd. De Hoge Raad oordeelde dat het hof een onjuiste rechtsopvatting had door te stellen dat het niet-limiteringsbeding in het echtscheidingsconvenant niet werd opzijgezet door de overgangsregeling van de WLA. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt de toepassing van overgangsrecht in relatie tot echtscheidingsconvenanten en de noodzaak voor de rechter om in te gaan op verzoeken tot het overleggen van stukken die relevant zijn voor de beoordeling van alimentatieverplichtingen. De Hoge Raad heeft ook aangegeven dat het hof had moeten ingaan op de stelling van de man dat de vrouw haar inkomen kunstmatig onder de grens van ƒ 25.000,-- per jaar houdt, wat van belang is voor de alimentatieverplichting.