ECLI:NL:HR:2009:BH1909
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Verschoningsrecht getuige in ontnemingsprocedure en strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 07/10555. De zaak betreft het verschoningsrecht van een getuige in het kader van een ontnemingsprocedure en een strafzaak. De verdachte, die al onherroepelijk was veroordeeld in zijn eigen strafzaak, stelde dat hij zich op zijn verschoningsrecht moest kunnen beroepen tijdens het getuigenverhoor in de strafzaak tegen een ander. De Hoge Raad oordeelde dat deze opvatting onjuist is. Volgens de Hoge Raad is het verschoningsrecht, zoals vastgelegd in artikel 219 van het Wetboek van Strafvordering, ook van toepassing in situaties waarin de getuige in een ontnemingsprocedure nog niet onherroepelijk is veroordeeld. Dit betekent dat de getuige zich kan onthouden van het geven van antwoord op vragen die nadelig voor hem kunnen zijn in de ontnemingszaak. De Hoge Raad bevestigde dat de afwijzing van het verzoek tot het horen van getuigen door het Hof terecht was, omdat de getuigen al eerder door de rechter-commissaris waren gehoord en de verdediging voldoende gelegenheid had gehad om vragen te stellen. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij werd benadrukt dat de middelen van de verdediging niet tot cassatie konden leiden.