ECLI:NL:HR:2009:BH1635
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over devolutieve werking van hoger beroep en bevrijdend verweer in overeenkomstenrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 februari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiseres] en Everpolish B.V. De zaak begon met een vordering van Everpolish, die op 27 juli 2004 [eiseres] had gedagvaard voor de rechtbank Utrecht. Everpolish vorderde een schadevergoeding, die nader opgemaakt moest worden bij staat en volgens de wet vereffend. [Eiseres] bestreed de vordering en stelde een vordering in reconventie in, maar deze laatste speelde in cassatie geen rol meer. De rechtbank heeft op 31 augustus 2005 de vordering van Everpolish afgewezen.
Everpolish ging in hoger beroep bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 11 januari 2007 het vonnis van de rechtbank vernietigde en de vordering van Everpolish alsnog toewijsde. Tegen dit arrest heeft [eiseres] cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de advocaten van beide partijen de zaak hebben toegelicht. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal was om het beroep te verwerpen op basis van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep van [eiseres] verworpen en haar in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld. De kosten aan de zijde van Everpolish zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het middel niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.