ECLI:NL:HR:2009:BH1541
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over overeenkomst van opdracht en betaling openstaande facturen
In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiser] en ARKEL INTERIEUR VORMEN B.V. betreffende een overeenkomst van opdracht en de betaling van openstaande facturen. ARKEL heeft op 16 juli 2004 [eiser] gedagvaard voor de rechtbank Dordrecht, waarbij zij vorderde dat [eiser] een bedrag van € 9.691,36 zou betalen, vermeerderd met rente en kosten. [Eiser] heeft de vordering bestreden en in reconventie gevorderd dat ARKEL hem een bedrag van € 13.500,-- zou betalen, eveneens met rente en kosten. De rechtbank heeft na een comparitie van partijen bij tussenvonnis van 10 november 2004 beide partijen tot bewijslevering toegelaten. Bij eindvonnis van 22 juni 2005 heeft de rechtbank [eiser] veroordeeld om tegen bewijs van kwijting aan ARKEL te betalen een bedrag van € 7.140,--, terwijl de vorderingen in reconventie zijn afgewezen.
Tegen deze vonnissen heeft [eiser] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Gravenhage. Het hof heeft op 9 oktober 2007 de vonnissen van de rechtbank bekrachtigd. Hierop heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de zaak behandeld, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekte tot verwerping van het beroep op grond van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van ARKEL op nihil zijn begroot. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.