ECLI:NL:HR:2009:BH1496

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/01591 P
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. Het betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, geboren in 1976, die ten tijde van de aanzegging gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Zuid Oost, Huis van Bewaring Roermond'. De betrokkene heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door de advocaten mr. C.W. Noorduyn en mr. Th.J. Kelder. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak vernietigd moet worden, maar alleen wat betreft de bepaling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de betalingsverplichting van de betrokkene. De Hoge Raad heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 17.656,-, in plaats van de eerder door het Hof vastgestelde € 17.721,-. Het beroep is voor het overige verworpen. De Hoge Raad oordeelt dat het middel niet tot cassatie kan leiden, omdat het geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad is een belangrijke bevestiging van de noodzaak voor een zorgvuldige schatting van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de waarde van alle relevante goederen, zoals in dit geval een telefoon, correct moet worden meegenomen in de beoordeling.

Uitspraak

24 maart 2009
Strafkamer
Nr. 08/01591 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 4 oktober 2007, nummer 20/004622-06, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976, ten tijde van de betekening van de aanzegging uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zuid Oost, Huis van Bewaring Roermond" te Roermond.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze hebben mr. C.W. Noorduyn en mr. Th.J. Kelder, beiden advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak zal worden vernietigd, doch uitsluitend wat betreft de bepaling van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel en de aan betrokkene opgelegde betalingsverplichting, dat de Hoge Raad de betalingsverplichting zal vaststellen op € 17.656,- en dat het beroep voor het overige zal worden verworpen.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel klaagt dat het Hof bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit het onder 8 bewezenverklaarde feit ten onrechte, althans onvoldoende gemotiveerd, acht heeft geslagen op de waarde van een telefoon en een afstandsbediening.
2.2. Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 tot en met 9 faalt het middel voor zover het ziet op de afstandsbediening maar is het terecht voorgesteld voor zover het de waarde van de telefoon betreft. De Hoge Raad zal de schatting van het totale bedrag en de daaruit voor de betrokkene voortvloeiende verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre verminderen.
3. Beoordeling van het tweede middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu het middel
niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden beslissing ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet als volgt worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover het Hof het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 17.721,- heeft gesteld en aan de betrokkene de verplichting heeft opgelegd tot betaling aan de Staat van dit bedrag;
vermindert het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat tot € 17.656,- alsmede de verplichting van de betrokkene tot betaling aan de Staat tot hetzelfde bedrag;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 24 maart 2009.