ECLI:NL:HR:2009:BH1474
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Cassatie over profijtontneming en berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. Het betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, geboren in 1964 en ten tijde van de uitspraak gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid. De betrokkene heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. P.P. Verdoorn, advocaat te Apeldoorn. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel voor het deel waarin het Hof het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft vastgesteld op € 11.923,-. De Hoge Raad heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel herzien en vastgesteld op € 11.885,-. Tevens heeft de Hoge Raad de betalingsverplichting van de betrokkene aan de Staat verlaagd naar € 11.290,-. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de betalingsverplichting. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, behoudens het deel waarin het Hof het vonnis van de Rechtbank heeft vernietigd, en het beroep voor het overige verworpen.