ECLI:NL:HR:2009:BH1194

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11270
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanbestedingsrecht en rechtvaardiging van nieuwe aanbestedingsprocedure inzake archeologisch onderzoek

In deze zaak heeft [eiseres] de Gemeente Boxmeer in kort geding gedagvaard, waarbij zij vorderde dat de Gemeente de aanbestedingsprocedure voor archeologisch onderzoek zou staken en deze opnieuw zou aanbesteden met inachtneming van de geldende regels. De voorzieningenrechter in 's-Hertogenbosch heeft op 16 maart 2007 de vorderingen van [eiseres] afgewezen. Hierop heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof, dat op 19 juni 2007 het vonnis van de voorzieningenrechter heeft bekrachtigd. Tegen dit arrest heeft [eiseres] cassatie ingesteld bij de Hoge Raad.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van [eiseres] niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat het hof terecht had vastgesteld dat de geconstateerde onregelmatigheden met betrekking tot het omzetvereiste geen nieuwe aanbestedingsprocedure rechtvaardigden. Het hof had vastgesteld dat het voor gegadigden duidelijk moest zijn dat de omzet per jaar moest worden begrepen en niet als een gemiddelde omzet. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep verworpen en [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld.

De uitspraak van de Hoge Raad is van belang voor de rechtsontwikkeling in het aanbestedingsrecht, met name met betrekking tot de uitleg van selectiecriteria en de toepassing van aanbestedingsvoorschriften. De zaak benadrukt het belang van duidelijke communicatie van de eisen aan gegadigden in aanbestedingsprocedures.

Uitspraak

27 maart 2009
Eerste Kamer
07/11270
EV/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERES tot cassatie,
advocaat: mr. F. van Gelein Vitringa,
t e g e n
DE GEMEENTE BOXMEER,
zetelende te Boxmeer,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.W. Scheltema.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] en de Gemeente.
1. Het geding in feitelijke instanties
[Eiseres] heeft bij exploot van 12 februari 2007 de Gemeente in kort geding gedagvaard voor de voorzieningenrechter in de rechtbank 's-Hertogenbosch en uitvoerbaar bij voorraad gevorderd, kort gezegd, dat de voorzieningenrechter de Gemeente gebiedt de aanbestedingsprocedure zonder definitieve vergunning te staken en - indien de Gemeente nog behoefte heeft aan de gevraagde diensten - deze met inachtneming van de geldende regels opnieuw aan te besteden.
De Gemeente heeft de vordering bestreden.
De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 16 maart 2007 de vorderingen afgewezen.
Tegen dit vonnis heeft [eiseres] hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.
Bij arrest van 19 juni 2007 heeft het hof het vonnis waarvan beroep bekrachtigd.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van het middel
3.1 In cassatie kan worden uitgegaan van de feiten die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1. Samengevat gaat het om het volgende. De Gemeente heeft als aanbestedende dienst op 16 november 2006 een Aankondiging van opdracht gepubliceerd voor een Europese aanbesteding inzake archeologisch onderzoek. Daarin is als een van de selectiecriteria opgenomen dat gegadigden voor de opdracht een omzet van minimaal € 800.000,-- per jaar in archeologische projecten over de jaren 2003, 2004 en 2005 gerealiseerd dienden te hebben. Op 17 november 2006 is dit gerectificeerd in een jaaromzet van minimaal € 750.000,-- over de genoemde jaren. Dit criterium is ook opgenomen in de Vragenlijst. In de Aanbestedingsleidraad is als omzetvereiste vermeld: een gemiddelde jaaromzet van € 750.000,-- over de jaren 2003, 2004 en 2005.
3.2 Nadat aan [eiseres] was meegedeeld dat de opdracht niet aan haar was gegund, heeft zij bij de voorzieningenrechter gevorderd dat de aanbesteding wordt gestaakt en - als nog behoefte bestaat aan de gevraagde diensten - deze met inachtneming van de geldende regels opnieuw wordt aanbesteed. De voorzieningenrechter heeft de vordering van [eiseres] afgewezen en het hof heeft het desbetreffende vonnis bekrachtigd.
3.3 Onderdeel 1 is gericht tegen rov. 4.4 van het bestreden arrest waarin het hof heeft geoordeeld dat de geconstateerde onregelmatigheden met betrekking tot het omzetvereiste niet een nieuwe aanbestedingsprocedure rechtvaardigt. Het onderdeel gaat uit van de veronderstelling dat het hof met zijn verwijzing naar "onregelmatigheden" heeft vastgesteld dat de Gemeente een van de selectiecriteria, het omzetvereiste, heeft gewijzigd van ten minste € 750.000,-- per jaar in gemiddeld € 750.000,-- per jaar en aldus in strijd heeft gehandeld met de Raamwet-EEG-voorschriften aanbestedingen en met het beginsel van een gelijke behandeling van gegadigden. Deze veronderstelling valt evenwel niet in de aangevallen rechtsoverweging te lezen. Het hof heeft immers uitdrukkelijk vastgesteld dat het voor gegadigden duidelijk moet zijn geweest dat uitgegaan moest worden van de vermelde omzet per jaar en niet van een gemiddelde omzet per jaar. Daaruit volgt dat naar het oordeel van het hof geen sprake is geweest van overtreding van de aanbestedingsvoorschriften en dus ook niet van een beoordeling door het hof van de ernst van de overtreding van deze regels. Nu alle klachten van onderdeel 1 op
de hiervoor bedoelde onjuiste veronderstelling zijn gebaseerd, kunnen zij bij gebrek aan feitelijke grondslag niet tot cassatie leiden.
3.4 Ook onderdeel 2 kan niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente bepaald op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, F.B. Bakels en W.D.H. Asser, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 27 maart 2009.