5.3. Uit de stukken van het dossier waarover de Hoge Raad de beschikking heeft, kan ten aanzien van het bewijs van het tenlastegelegde - zakelijk weergegeven - het volgende worden afgeleid.
(i) De aanvrager heeft het volgende verklaard. Hij was in de avond van 31 juli 2005 twee jongens die hij van gezicht kende tegengekomen in een coffeeshop in Amersfoort. Eén van hen had een getinte huid. Hij is met hen een stukje gaan rijden in een witte bus met twee stoelen, daarachter een bank en een laadruimte. De twee kennissen zijn op een gegeven moment ergens gestopt en uitgestapt en hij is in de bus blijven zitten. Toen de politie arriveerde waren de twee jongens net vijf minuten weg. De opsporingsambtenaren spraken hem aan. Hij vertelde dat de auto niet van hem was en dat hij zat te wachten op de twee kennissen. Hij kent [betrokkene 1] uit [plaats]. Hij heeft een paar uur in de auto gezeten, vanaf 21.00 uur of 21.30 uur totdat hij werd aangehouden. (Proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde pagina's 74-77).
(ii) [Betrokkene 1], wonende te [woonplaats], heeft het volgende verklaard. Op 31 juli 2005 's avonds is hij gebeld door [betrokkene 2] met de vraag of hij interesse had in een snel en gemakkelijk klusje. Het was de bedoeling om in het Soesterkwartier van Amersfoort een weedhok leeg te stelen. Hij heeft toen voorgesteld om [aanvrager] mee te nemen omdat hij wist dat [aanvrager] niet bang was. Nadat [aanvrager] was opgehaald in Amsterdam, zijn hij, [aanvrager] en een man van Marokkaanse afkomst met de naam [betrokkene 3] in een witte bus naar de omgeving van de Ranonkelstraat gereden, waar het weedhok zou staan. Daar aangekomen zouden ze eerst met zijn drieën gaan kijken waar het precies was. [Aanvrager] zei toen dat hij een wapen bij zich had en wees op zijn broeksband. Hij is vervolgens samen met [betrokkene 3] naar de omgeving van het weedhok gelopen. Onderweg naar het weedhok werden zij gebeld door [betrokkene 2] dat [aanvrager] was aangehouden. Toen ze terugliepen naar de parkeerplaats belde [betrokkene 2] hen opnieuw met de mededeling dat zij moesten kijken naar het wapen van [aanvrager]. De bus werd opengebroken door [betrokkene 3], terwijl hij op de uitkijk stond. [Betrokkene 3] zei dat hij het wapen had gevonden. Toen hij terugliep naar de bus, gaf [betrokkene 3] hem een tas. Vervolgens hebben ze wat rondgelopen in de omgeving om een telefoontje van [betrokkene 2] af te wachten. In een brandgang tussen de huizen tegenover de parkeerplaats werd hij gepakt door een politieman, terwijl hij nog steeds in het bezit was van de plastic tas. Het wapen is van [aanvrager]. Hij had het kennelijk bij zich toen ze hem in Amsterdam oppikten. Het feit dat [aanvrager] dat wapen bij zich had was ook de reden dat deze achterbleef bij de bus. (Proces-verbaal van verhoor, doorgenummerde pagina's 70-72).
(iii) Opsporingsambtenaren hebben het volgende gerelateerd. Op 1 augustus rond 00.30 uur kregen zij een melding over een verdachte situatie aan het Isseltseveld te Amersfoort. Rond een bestelbus zouden zich vijf mannen verdacht ophouden. Ter plaatse gekomen troffen zij een man, die later bleek de aanvrager te zijn, aan in een witte bestelbus. Deze man verklaarde dat hij in de bus zat te wachten op [betrokkene 1] en dat een kennis van [betrokkene 1] de eigenaar is van de bus. De aanvrager is aangehouden. Bij controle van een in de buurt staande auto werden twee personen aangetroffen, onder wie
[betrokkene 2]. Aan het bureau van politie kwam een nieuwe melding binnen over twee verdachte personen die zich de toegang tot de witte bestelbus op de parkeerplaats aan het Isseltseveld probeerden te verschaffen. Eenmaal ter plaatse slaagde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] er in om één persoon al rennend in te halen en naar de grond te brengen. Deze persoon droeg een plastic tas met zich mee. Die persoon is aangehouden en bleek te zijn genaamd [betrokkene 1]. In de plastic tas zat een theedoek. Bij onderzoek van de bestelbus bleek dat aan de bestuurderszijde het complete portierslot was verwijderd en dat in de bus het portierslot en een zwarte bivakmuts lagen. Na onderzoek op het bureau bleek in de tas een in een theedoek gewikkeld zwart pistool te zitten. (Proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde pagina's 11-13) Het vuurwapen was doorgeladen. (Kennisgeving van inbeslagneming, doorgenummerde pagina 19).
(iv) Door opsporingsambtenaar [verbalisant 2] werd vastgesteld dat het vuurwapen een pistool van Tsjechische makelij betreft van het merk CZ, type VZ70 en van het kaliber 7.65mm. Dit pistool is een vuurwapen als bedoeld in art. 2, eerste lid categorie III onder 1, van de Wet wapens en munitie. De vijf bij het wapen aanwezige scherpe patronen van het kaliber 7.65mm, betroffen munitie als bedoeld in art. 2, tweede lid categorie III, van de Wet wapens en munitie. (Proces-verbaal onderzoek regionale technische recherche, doorgenummerde pagina 52).
(v) Uit de door speurhondengeleider [verbalisant 3], werkzaam bij het Korps Landelijke Politiediensten, [verbalisant 4], werkzaam bij de technische recherche van de regiopolitie Twente, en buitengewoon opsporingsambtenaar [verbalisant 5], werkzaam bij Regio politie Utrecht op 15 augustus 2005 verrichte geuridentificatieproef bleek dat speurhond Iggy een geurovereenkomst waarnam tussen het aangeboden geurmonster van het inbeslaggenomen vuurwapen en de geurdragers welke waren vastgehouden door de aanvrager. (Proces-verbaal uitvoeren geuridentificatieproef, doorgenummerde pagina's 62-65).