ECLI:NL:HR:2009:BH0624

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
642
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • D.G. van Vliet
  • P.J. van Amersfoort
  • P. Lourens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over toepassing van de Werkloosheidswet en rechtsgevolgen van vernietigd besluit

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van X te Z tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 november 2006, nr. 05/7292 WW, betreffende een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Dit besluit, genomen op 10 juni 2004, stelde vast dat belanghebbende niet verzekerd was ingevolge de Werkloosheidswet (WW). Het bezwaar dat belanghebbende tegen dit besluit had ingediend, werd door de Raad van bestuur ongegrond verklaard. Hierop heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de Rechtbank te Middelburg, die de uitspraak van de Raad van bestuur bevestigde.

Belanghebbende ging in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep, die het beroep gegrond verklaarde. De Centrale Raad vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en het besluit van de Raad van bestuur, maar bepaalde dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. Dit leidde tot de cassatieprocedure bij de Hoge Raad, waarin de vraag centraal stond of er sprake was van schending of verkeerde toepassing van de WW, specifiek artikel 129d, lid 1, dat per 1 januari 2006 in de wet is opgenomen.

De Hoge Raad oordeelde dat de Centrale Raad het recht had toegepast zoals dat gold in 2004, en dat het middel niet kon leiden tot cassatie. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond, en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest werd op 23 januari 2009 openbaar uitgesproken, en is vastgesteld door de vice-president en twee raadsheren, met de waarnemend griffier aanwezig.

Uitspraak

nr. 642
23 januari 2009
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 november 2006, nr. 05/7292 WW, betreffende een besluit ingevolge de Werkloosheidswet (hierna: de WW).
1. Het geding in feitelijke instanties
Bij besluit van 10 juni 2004 heeft de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: de Raad van bestuur) onder meer vastgesteld dat belanghebbende niet verzekerd was ingevolge de WW.
De Raad van bestuur heeft het tegen dit besluit gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
De Rechtbank te Middelburg heeft het met die beslissing verband houdende, door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij de Centrale Raad.
De Centrale Raad heeft het beroep gegrond verklaard, de aangevallen uitspraak vernietigd, het op het bezwaar van belanghebbende genomen besluit vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven. De uitspraak van de Centrale Raad is aan dit arrest gehecht.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van het middel
De in cassatie bestreden uitspraak van de Centrale Raad betreft de toepassing van de WW. Ingevolge artikel 129d, lid 1, van de WW kan tegen uitspraken van de Centrale Raad beroep in cassatie worden ingesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van de artikelen 2 tot en met 12 en 14, lid 1, van de WW en de daarop berustende bepalingen.
Artikel 129d, lid 1, is per 1 januari 2006 in de WW opgenomen. In de uitspraak van de Centrale Raad is echter het recht toegepast zoals dat gold in 2004. Hierover klaagt het middel - terecht - niet. Aangezien de schending en de verkeerde toepassing van de WW waarop artikel 129d WW ziet, slechts kunnen zijn een schending of verkeerde toepassing onder vigeur van de WW zoals die geldt sinds 1 januari 2006, kan het middel niet tot cassatie leiden.
4. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
5. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is op 10 december 2008 vastgesteld door de vice-president D.G. van Vliet als voorzitter, en de raadsheren P.J. van Amersfoort en P. Lourens, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2009.