ECLI:NL:HR:2009:BH0536
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- A.H.T. Heisterkamp
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Cassatie over naheffingsaanslag loonbelasting en toepassing Fooienbesluit 2002
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen die aan X B.V. is opgelegd over het tijdvak van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002. De naheffingsaanslag was het gevolg van een geschil over de toepassing van het Fooienbesluit 2002, waarbij de vraag centraal stond of het privégebruik van een ter beschikking gestelde auto door een werknemer moet worden meegerekend bij de berekening van het loon voor de loonheffing.
De Rechtbank te Haarlem had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, maar het Hof vernietigde deze uitspraak en verklaarde het beroep gegrond. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze beslissing. De Hoge Raad oordeelde dat het beroep in cassatie ongegrond was en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarbij de naheffingsaanslag werd verminderd tot een bedrag van € 93. De Hoge Raad oordeelde dat het genot van een door de werkgever ter beschikking gestelde auto moet worden gerekend tot het 'rechtstreeks van de werkgever genoten loon' in de zin van het Fooienbesluit 2002.
De Hoge Raad veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 644 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is gewezen op 18 september 2009 en is openbaar uitgesproken. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van het Fooienbesluit 2002 en de berekening van loonheffing in vergelijkbare situaties.