2.4. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts nog het volgende overwogen:
"1. De medeverdachte ([medeverdachte 1]) was formeel vanaf 27 november 2001 gevolmachtigd directeur van [B] BV. Deze BV nam deel aan het handelsverkeer onder meer onder de namen [C] en [A].
2. Vanaf december 2001 heeft [medeverdachte 1] ([B] BV) gelden aangetrokken van derden door middel van het zogenaamde "Partnership Trading Plan".
Dit plan hield in dat derden een bepaald geldsbedrag ter beschikking stelden aan [B] BV voor een periode van 20 maanden, dat de inlegger elke maand van die periode een vergoeding ontving van 5 % alsmede dat na afloop van die periode de volledige inleg zou worden gerestitueerd.
3. Volgens de brochure die [medeverdachte 1] gebruikte om derden over te halen deel te nemen aan het Partnerschip Trading Plan zou het aldus beschikbaar gestelde kapitaal worden gebruikt als handelskapitaal voor [B] BV, te weten voor de trading (handel) in computers en computeronderdelen onder de naam [C].
4. Het hof neemt aan dat deze wijze van kapitaal aantrekken (mede) is ontwikkeld door [verdachte]. Het hof leidt dit af uit de verklaring van [medeverdachte 1] (V3.02, 17 november 2003, blz. 226-227) en uit de gebleken intensieve bemoeienis van [verdachte] bij de contacten met kapitaalverschaffers en bij het bedenken van een "alternatief plan" nadat De Nederlandse Bank het Partnership Trading Plan had afgewezen (zie hierna, onder 7).
(...)
6. De Nederlandse Bank (DNB) is toezichthouder in het kader van de Wet toezicht kredietwezen 1992 (Wtk 1992). Op 3 december 2002 heeft DNB aan [medeverdachte 1]/[B] BV geschreven dat zij het vermoeden had dat, door het aantrekken van gelden van het publiek op de wijze van het Partnership Trading plan zonder dat [medeverdachte 1] daarvoor een vergunning had, art. 82 Wtk 1992 werd overtreden.
Na een onderzoek op het kantoor van [medeverdachte 1] en na de constatering dat [medeverdachte 1] door het plaatsen van advertenties bleef doorgaan met het aantrekken van kapitaal van derden, heeft DNB bij beslissing van 24 april 2003 aan [B] BV en aan [medeverdachte 1] een bestuurlijke boete opgelegd van EUR 87.125,-- wegens het bedrijfsmatig aantrekken van gelden van het publiek zonder toestemming ingevolge art. 82, eerste lid, Wtk 1992. Dit besluit is, na een bezwaar- en beroepsprocedure, onaantastbaar geworden.
Bovendien heeft DNB bij besluit van 4 maart 2003 een last onder dwangsom opgelegd, strekkende tot het binnen drie weken herstellen in de rechtmatige toestand onder verbeurte van een dwangsom van EUR 900.000,--. [medeverdachte 1] heeft zijn verzetprocedure tegen de invordering van de dwangsom gestaakt.
7. [Verdachte] heeft in maart/april, 2003, na de interventie van DNB, een andere constructie bedacht om gelden van derden aan te trekken die - naar zijn zeggen - niet in strijd zou zijn met art. 82 Wtk 1992.
Volgens deze constructie kregen kapitaalverschaffers zogenaamde "aandelen B" in [B] BV. Over het toelaten van deelnemers aan deze constructie zou volgens de brochure die [B] hiervan uitgaf (opgenomen als bijlage 73 bij het proces-verbaal) worden beslist door de vergadering van aandeelhouders.
Niet gebleken is dat over de toelaatbaarheid van deze constructie overleg is gevoerd door [medeverdachte 1] of [verdachte] met de toezichthouder DNB.
8. Niet gebleken is dat de statuten van [B] BV, die aangepast hadden moeten worden aan de onder 7 bedoelde constructie, zijn gewijzigd en dat er vergaderingen van aandeelhouders hebben plaats gehad. Anderzijds zijn de brochures en de contracten wel aangepast door te verwijzen naar "aandelen B", zijn er door [B] BV na maart 2003 advertenties geplaatst om het publiek te attenderen en zijn er nieuwe contracten gesloten zonder uitvoering te geven aan de "aandelen B"-constructie.
9. In juli 2003 is [B] BV nog een nieuw type contract gaan gebruiken (voorbeeld: bijlage 50 bij het proces-verbaal). Dit hield in dat de deelnemer een bedrag verschafte van EUR 39.285,-- voor een periode van tien maanden met een gegarandeerd rendement van zes maal de investering, waarbij onder andere werd toegezegd dat bij [E] een verzekering zou worden afgesloten tegen onder meer weer, natuurgeweld en faillissement van [B].
Volgens dit contract zou de inleg worden gebruikt als "werkkapitaal voor [D]". Het zou gaan om de productie van zonnepanelen die zouden worden gebruikt bij de garnalenkweek in Thailand.
10. Niet gebleken is dat de onder 9 genoemde verzekering bij [E] is afgesloten.
(...)
15. De wijze waarop [B] BV bedrijfsmatig gelden aantrok van het publiek valt evident onder het vergunningsvereiste van art. 82, eerste lid, Wtk 1992.
[Medeverdachte 1] en [verdachte] hadden dit, nu zij zich professioneel op deze markt begaven, moeten weten. Vanaf het begin hebben zij gehandeld in strijd met de Wtk 1992, die het publiek beoogt te beschermen tegen malafide financieringsconstructies en die toezicht regelt op kredietinstellingen (zoals het hof op de zitting van 8 maart 2006 reeds heeft overwogen bij de beoordeling van een prealabel verweer van [medeverdachte 1]). Zij hebben zich onttrokken aan dit toezicht.
16. De onder 7 omschreven constructie met "aandelen B", die juridisch gesproken niet is geëffectueerd, is niet anders dan het voortzetten van de oorspronkelijke constructie van het Partnership trading Plan onder een enigszins andere benaming, zulks ondanks de bestuurlijke boete en de dwangsom die inmiddels waren opgelegd door DNB.
Mede gelet op het feit dat over de toelaatbaarheid van de "aandelen B"-constructie geen overleg is gevoerd met DNB en dat nadien een nieuwe constructie is toegepast (genoemd onder 9) die eveneens evident valt onder het vergunningsvereiste van de Wtk 1992 - welke vergunning niet is gevraagd - concludeert het hof dat [medeverdachte 1] en [verdachte] vanaf het begin te kwader trouw zijn geweest waar het betreft de overtreding van de Wtk 1992. (...)"