ECLI:NL:HR:2009:BH0244
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage met betrekking tot persoonsverwisseling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2009 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te 's-Gravenhage, gedateerd 1 augustus 2005. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. M. van Delft en mr. B.P. de Boer, heeft de herziening aangevraagd op basis van de stelling dat er sprake is van persoonsverwisseling. De aanvrager was eerder door het gerechtshof vrijgesproken in een andere strafzaak, waarbij het openbaar ministerie had aangegeven dat er een begin van aannemelijkheid was dat de aanvrager niet de persoon was die was aangehouden. De aanvrager heeft verschillende gronden aangevoerd voor de herziening, waaronder de onjuistheid van de identiteitsgegevens die door de aangehouden persoon zijn verstrekt en de onduidelijkheid over de handtekening van de aanvrager.
De Hoge Raad heeft de aanvrage tot herziening beoordeeld aan de hand van de wettelijke vereisten voor herziening, zoals vastgelegd in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad concludeert dat de aangevoerde gronden niet voldoende zijn om te concluderen dat er sprake is van omstandigheden die een herziening rechtvaardigen. De aanvrager heeft niet aangetoond dat de feiten die hij aanvoert, bij het eerdere onderzoek niet bekend waren en dat deze feiten tot een andere uitkomst van de zaak zouden hebben geleid.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de aanvrage tot herziening afgewezen, waarbij de beslissing is genomen in aanwezigheid van de vice-president en twee raadsheren. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs en de noodzaak om substantiële nieuwe feiten aan te voeren voor een succesvolle herziening van een vonnis.