2.4. Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnotities heeft de raadsman
aldaar het volgende aangevoerd:
"Betreden woning
Cliënt had geen toestemming gegeven de woning te betreden. (Vgl proces-verbaal van aanhouding)
Er was op het moment van binnentreden geen schriftelijke machtiging. Verbalisanten zijn binnengetreden met als doel hulp te verlenen (?). Verbalisanten verklaren namelijk dat toen zij bij de woning aankwamen de toegangsdeur open stond en zij een verwarde man zagen, cliënt. Cliënt zou toen tegen hun in het Engels gezegd hebben dat er mensen in het huis waren (geweest) en dat hij bang was voor zijn vrouw en kind. Zij zagen toen aan de ogen van cliënt dat hij waarschijnlijk drugs zou
hebben gebruikt. Daarop zijn zij naar binnen gegaan om hulp aan te bieden. Echter voordat zij hem vragen gingen stellen hebben ze hem de cautie gegeven. Verbalisanten merkten cliënt dus wel aan als verdachte. Op grond van welke bevoegdheid zijn de verbalisanten dan naar binnen gegaan?
Artikel 2 lid 3 Awbi
Een schriftelijke machtiging als bedoeld in het eerste lid is niet vereist, indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden.
T&C art. 2 lid 3 Noodsituaties
In het derde lid wordt een uitzondering op het vereiste van een machtiging gemaakt voor noodsituaties. De reikwijdte van deze uitzondering is beperkt. Zij geldt alleen voor personen aan wie op grond van de bijzondere wet reeds een bevoegdheid tot binnentreden ter voorkoming of bestrijding van gevaar als in art. 2 lid 3 genoemd is toegekend (brandweer). Het artikellid maakt immers geen uitzondering op het vereiste van een bevoegdheid (art. 4), noch kan een elders geregelde, doelgebonden bevoegdheid tot binnentreden (bijv. ter aanhouding van een verdachte) worden gebruikt om binnen te treden voor het doel als in art. 2 lid 3 genoemd.
Wel heeft de politie op grond van art. 8 lid 2 Politiewet vanaf 1 oktober 1994 de bevoegdheid elke plaats, inclusief woning, te betreden voor zover dat voor het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven redelijkerwijs nodig is. Alleen in geval van nood als bedoeld in art. 2 lid 3 (een ten opzichte van art. 8 lid 2 Politiewet aanvullende eis) kan van die bevoegdheid zonder machtiging gebruik worden gemaakt (rapporten Nationale ombudsman No 97/348 en No 2000/202 en No 2004/240).
De Nationale ombudsman ziet overigens naast art. 2 lid 3 nog ruimte voor binnentreden zonder machtiging op grond van overmacht (zie bijvoorbeeld rapport No 2002/29).
Artikel 8 lid 2 Politiewet
De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak heeft toegang tot elke plaats, voor zover dat voor het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, redelijkerwijs nodig is.
T&C
Het tweede lid werd bij de Wet tot wijziging van de binnentredingsbepalingen (Wet van 22 juni 1994, Stb.573) ingevoegd bij amendement van het lid Van Heemst (Kamerstukken II1993/94, 22 539, nr. 14). Volgens Van Heemst wordt aldus buiten twijfel gesteld dat politieambtenaren bij het verlenen van hulp ook woningen mogen betreden (Handelingen II, 1993/94, p. 3320). De voorwaarden gesteld in de Algemene wet op het binnentreden (Wet van 22 juni 1994, Stb. 572) zijn van toepassing. Zie ook: T.M. Schalken, Het grijze domein van de politie, NJB 1990, p. 805-811. Overigens kan ook worden volgehouden dat in de gevallen waarin ter hulpverlening tegen de wil van de bewoner een woning dient te worden betreden sprake is van ordehandhaving. Immers, hulpverlening veronderstelt een vorm van toestemming van degene aan wie de hulp wordt verleend. Alleen in het geval waarin die toestemming ontbreekt ziin bevoegdheden als onderhavige nodig, maar dan is het de vraag of het optreden wordt ingegeven louter door de zorg om het individuele welbevinden.
Volgt uit deze overweging dat evengoed i.g.v. hulp bieden een machtiging is vereist?
(verbalisanten geven aan de woning te betrden om hulp aan te bieden terwijl het net zo goed mogelijk was om te vragen of [verdachte] naar buiten wilde komen zie pv van binnentreden) [Verbalisant 2] maakt het nog mooier bij de RC: We besloten toch even binnen te gaan kijken in verband met de wateroverlast (die niet was geconstateerd) en de persoon zelf. Misschien had de man hulp nodig ??????
Conclusie: de verbalisanten mochten niet zonder machtiging binnentreden. De Opiumwet en de Politiewet geven deze bevoegdheid niet nu er geen ernstig en onmiddellijk gevaar bestond voor personen en goederen. Voorts blijkt nergens toestemming van de bewoner, terwijl in het te hulp schieten impliciet een soort van toestemming zit van degene die hulp aangeboden krijgt. Nu dit er niet is, levert dit ernstige vermoedens op dat verbalisanten de woning betraden in het kader van ordehandhaving. Daarom was een schriftelijke machtiging vereist. Vormverzuimen, Zwolsman-criterium:
A) niet-ontvankelijkheid, B) bewijsuitsluiting en C) strafvermindering.
In het onderhavige geval dient gekozen te worden voor uitsluiting van bewijs."