ECLI:NL:HR:2009:BH0165
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Bewijs opzettelijk voordeel trekken uit door misdrijf verkregen geld
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 26 januari 2007 is gewezen. De verdachte, geboren in 1963 en wonende te [woonplaats], is beschuldigd van het opzettelijk voordeel trekken uit door misdrijf verkregen geld. De Hoge Raad heeft op 10 maart 2009 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 01910/07. De advocaat van de verdachte, mr. P. Garretsen, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het bestreden arrest zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht. De Hoge Raad heeft de klacht van de verdachte, dat de bewezenverklaring niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, gegrond verklaard. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling.
De beslissing van de Hoge Raad is genomen door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 maart 2009. De zaak betreft belangrijke juridische vragen over de bewijsvoering in strafzaken, met name over de vraag of er voldoende bewijs is voor de conclusie dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit door misdrijf verkregen geld.