ECLI:NL:HR:2009:BH0046
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de hoogte van de geldboete en de duur van de vervangende hechtenis in een economische strafzaak
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 april 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, Economische Kamer, van 3 april 2007. De verdachte, geboren in 1971, had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De advocaat van de verdachte, mr. A. Klaassen, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest voor wat betreft de oplegging van straf, tot vermindering daarvan en tot verwerping van het beroep voor het overige. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de hoogte van de opgelegde geldboete en de duur van de vervangende hechtenis. De geldboete is verminderd tot € 2.375,- en de duur van de vervangende hechtenis tot 40 dagen. Het beroep is voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen ook aandacht besteed aan de redelijke termijn van de behandeling van de strafzaak, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Het Hof had geoordeeld dat de redelijke termijn niet was overschreden, maar de Hoge Raad oordeelde dat de overschrijding van de inzendtermijn voor de stukken naar de Hoge Raad gegrond was. Dit leidde tot de vermindering van de geldboete. De Hoge Raad heeft verder geoordeeld dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, behalve voor wat betreft de geldboete en de vervangende hechtenis.
De uitspraak is gedaan door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 april 2009.