ECLI:NL:HR:2009:BG9968

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11836
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • J.W. Ilsink
  • W.M.E. Thomassen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over bewijsvoering en kwalificatie van opzetheling in strafzaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van opzetheling, maar het Hof had hem wel schuldig bevonden aan schuldheling. De Hoge Raad oordeelde dat de kwalificatie van opzetheling niet te rijmen viel met de vrijspraak van de verdachte. De zaak betrof de verwerving van een personenauto, merk Nissan, type Primera, die door misdrijf verkregen was. De verdachte had de auto in zijn bezit gehad, maar het Hof had in zijn overwegingen tegenstrijdige verklaringen en bewijsmiddelen gebruikt. De Hoge Raad concludeerde dat de bewijsvoering innerlijk tegenstrijdig was en dat de motivering van de bewezenverklaring niet voldeed aan de eisen van de wet. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest en verwijzing naar een aangrenzend Hof voor herbehandeling van de zaak. De Hoge Raad vernietigde het bestreden arrest en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep.

Uitspraak

24 maart 2009
Strafkamer
Nr. 07/11836
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, van 1 maart 2007, nummer 21/003777-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M. Veldman, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en verwijzing naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2.1. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij in of omstreeks de periode van 19 april 2006 tot en met 25 april 2006 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een personenauto (merk Nissan, type Primera) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of één of meer van zijn mededaders ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van genoemde personenauto wist/wisten, althans redelijkerwijs had/hadden moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair:
hij op of omstreeks 19 april 2006 te Nieuwegein tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een personenauto (merk Nissan, type Primera), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of het weg te nemen goed onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel."
2.2.2. Daarvan is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 19 april 2006 tot en met 25 april 2006 te Nieuwegein, in elk geval in Nederland, een personenauto (merk Nissan, type Primera) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van genoemde personenauto redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
2.2.3. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
a. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [benadeelde partij 1]:
"Ik doe aangifte van inbraak. Ik ben de hoofdbewoner van de hoekwoning [a-straat 1] in [plaats]. Gisteravond 18 april 2006 heb ik nog gekeken of de woning goed was afgesloten. Toen mijn vrouw op 19 april 2006 omstreeks 07.00 uur beneden kwam zag zij dat er was ingebroken. Daarop heeft zij mij gewaarschuwd. Wij zagen toen dat men de sleutelbossen van de kapstok had weggenomen. De vermiste goederen zijn op de goederen bijlage vermeld. Direct hierna zagen wij dat men ook onze auto, merk Nissan, type Primera, kleur grijs, met het kenteken [AA-00-BB], vanaf de parkeerplaats voor de woning had weggenomen."
b. twee verslagen van afgeluisterde telefoongesprekken, voor zover inhoudende:
"TAPNR [001] (verdachte: [verdachte])
IMEI [002]
VOLGNR 1129
DATUM 23-4-2006 12:20:51
GESPREKSR. [I]
BELLEND NR <[003]>
GEBELD NR <[001]>
DOORZET NR <>
NN bin [verdachte]
Telefoon wordt opgenomen door iemand anders. NN vraagt naar [verdachte]. Door degene die opneemt wordt gezegd dat [verdachte] al bij het winkelcentrum is. NN zegt dat hij niemand ziet en vraagt in wat voor een auto [verdachte] rijdt. Als antwoord krijgt hij dat hij in een directeurswagentje rijdt van het merk Nissan, type stationwagen.
TAPNR [001] (verdachte: [verdachte])
IMEI [002]
VOLGNR 1204
DATUM 24-4-2006 13:19:03
GESPREKSR. [I]
BELLEND NR <[004]> (tenaamst. [betrokkene 1])
GEBELD NR <[001]>
DOORZET NR <>
locatie niet bekend, zie X-Y coördinaat PS
[verdachte] wgd [betrokkene 1]
[Verdachte] geeft aan een kamer te hebben in het Plaza Hotel en daar te zijn met ene [...]. [Betrokkene 1] vraagt of ze de auto van [verdachte] kan lenen om een vriendin genaamd [betrokkene 3] weg te kunnen brengen. [Verdachte] vind dit goed en zal aan het eind van de middag contact met haar opnemen.
einde gesprek"
c. een proces-verbaal van politie, opgemaakt door de opsporingsambtenaar [verbalisant 1], voor zover inhoudende als relaas van de verbalisant:
"Op 25 april 2006, omstreeks 19.50 uur werd een drietal vrouwen aangehouden in een personenauto, merk Nissan, type Primera, voorzien van het kenteken [AA-00-BB].
De drie aangehouden vrouwen betroffen:
[betrokkene 1], geboren [geboortedatum]1978 te [geboorteplaats];
[betrokkene 2], geboren [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats];
[betrokkene 3], geboren [geboortedatum] 1990 te [geboorteplaats]."
d. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"De auto waarin ik vanavond zat is niet van mij. De auto is van [verdachte]. [Verdachte] woont in [woonplaats] op de [b-straat 1]. Ik mocht deze auto van [verdachte] gebruiken. Vorige week kwam [verdachte] voor het eerst met deze auto bij mij. Volgens mij was dat maandag. Ik weet het niet meer exact, maar het was in ieder geval de afgelopen week."
e. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 1]:
"Ik heb [verdachte] zo rond 20 april in de auto zien rijden. De auto waar ik [verdachte] toen in heb zien rijden is dezelfde auto als waar ik in aangehouden ben door de politie. Ik heb misschien wel aan [betrokkene 2] verteld dat ik een vermoeden had dat [verdachte] de auto gestolen zou kunnen hebben. Ik had dit vermoeden omdat [verdachte] wel vaker met de politie in aanraking is geweest."
f. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 2]:
"Vandaag 25 april 2006, omstreeks 15.45 uur kwam [betrokkene 1] mij thuis ophalen. [Betrokkene 1] kwam mij ophalen in een grijze personenauto van het merk Nissan. Ik weet dat mijn vriendin [betrokkene 1] deze auto geleend heeft van een jongen genaamd [verdachte] die woonachtig is in [woonplaats]. [Betrokkene 1] heeft mij een week geleden verteld dat zij van [verdachte] gehoord had dat deze personenauto gestolen was."
g. een proces-verbaal van politie, voor zover inhoudende als verklaring van [betrokkene 3]:
"[Betrokkene 1] vertelde mij dat zij de auto van [verdachte] mocht lenen."
h. de verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep, voor zover inhoudende:
"Ik word ook wel [verdachte] genoemd."
2.2.4. Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring in het verkorte arrest voorts nog het volgende overwogen:
"De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat uit de beschikbare bewijsmiddelen niet kan blijken dat verdachte de auto voorhanden heeft gehad en, gesteld dat dit toch zou kunnen worden bewezen, in ieder geval niet zou kunnen worden bewezen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was. Het hof merkt hieromtrent het volgende op.
Op 19 april 2006 werd door de aangever [benadeelde partij 1] aangifte gedaan van inbraak in zijn woning. Uit de woning werden diverse goederen weggenomen waaronder een sleutelbos. Aan deze sleutelbos zat een autosleutel.
Met deze autosleutel is een personenauto van het merk Nissan, type Primera, kleur grijs, voorzien van het kenteken [AA-00-BB], weggenomen.
In een in tapverslag 1129 weergegeven telefoongesprek van 23 april 2006 tussen twee onbekend gebleven personen waarvan er (kennelijk) één gebruik maakt van het telefoonnummer van verdachte, wordt aangegeven dat verdachte in een directeurswagentje rijdt van het merk Nissan, type stationwagen.
In een in tapverslag 1204 weergegeven telefoongesprek van 24 april 2006 tussen verdachte en [betrokkene 1] vraagt de laatste aan verdachte of zij zijn auto mag lenen voor het wegbrengen van haar vriendin [betrokkene 3].
Op 25 april 2006 werd een drietal vrouwen, waaronder [betrokkene 1] voornoemd en [betrokkene 3], aangehouden in de personenauto, merk Nissan, type Primera, voorzien van het kenteken [AA-00-BB]. Door [betrokkene 1] voornoemd werd verklaard dat zij de auto geleend had van verdachte.
De andere inzittenden verklaarden onafhankelijk van het verhoor van [betrokkene 1] eveneens dat zij van haar hadden gehoord dat zij de auto had geleend van verdachte. Dat zij wisten dat het een gestolen auto betrof, verklaren twee van hen. Getuige [betrokkene 2] verklaart van [betrokkene 1] te hebben vernomen dat ook verdachte wist van de diefstal.
Deze voor verdachte belastende bewijsmiddelen zijn, ook ter terechtzitting van het hof, zonder aannemelijk geworden, de verdachte ontlastende, verklaring gebleven. Het hof heeft geen reden aan de betrouwbaarheid van voornoemde bewijsmiddelen te twijfelen."
2.3. Het Hof heeft het bewezenverklaarde, onder aanhaling van art. 416 Sr, gekwalificeerd als "opzetheling". Uit de nadere bewijsoverweging volgt ook dat het Hof heeft aangenomen dat de verdachte wist dat de auto gestolen was. Een en ander valt niet te rijmen met de omstandigheid dat het Hof de verdachte van de tenlastegelegde opzetheling heeft vrijgesproken en schuldheling heeft bewezenverklaard. Voorts is de bewijsvoering innerlijk tegenstrijdig. In de nadere bewijsoverweging heeft het Hof overwogen dat twee van de inzittenden van de auto hebben verklaard dat zij wisten dat de auto was gestolen. Die overweging strookt niet met de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen. De verklaring van de getuige [betrokkene 1] houdt immers slechts in dat zij een vermoeden had dat de auto was gestolen. Voorts houdt die verklaring in dat zij misschien aan [betrokkene 2] had verteld dat zij dat vermoeden had, hetgeen niet zonder meer valt te rijmen met de tot het bewijs gebezigde verklaring van [betrokkene 2] dat zij van [betrokkene 1] had gehoord dat de verdachte aan haar ([betrokkene 1]) had verteld dat de desbetreffende auto was gestolen.
2.4. Het middel slaagt.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J.W. Ilsink en W.M.E. Thomassen, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 24 maart 2009.