ECLI:NL:HR:2009:BG9962

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/10987
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van het beroep in cassatie inzake verlaten van de plek van een ongeval

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 maart 2009 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 april 2007. De zaak betreft een verdachte die in 1982 geboren is en woonachtig is in [woonplaats]. Het beroep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. P.C.M. van Schijndel, advocaat te 's-Gravenhage. De verdachte was aangeklaagd voor het verlaten van de plek van een ongeval, terwijl er schade was toegebracht aan een ander, zoals geregeld in artikel 7 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994). De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarbij hij opmerkte dat de afwijzing van het verzoek om nadere onderzoeken en het oordeel van het Hof dat de verdachte niet voldoende gelegenheid heeft gegeven tot vaststelling van haar identiteit, niet onjuist of onbegrijpelijk zijn.

De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Reglement op de Rechtsvordering (RO), geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, en is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven.

Uitspraak

10 maart 2009
Strafkamer
Nr. 07/10987
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 april 2007, nummer 22/003118-06, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1982, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. P.C.M. van Schijndel, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 10 maart 2009.