ECLI:NL:HR:2009:BG9909

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R07/089HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders in faillissement en de beoordeling van cassatieberoep

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van bestuurders van de Westward Insurance Company N.V. in het kader van een faillissement. De curator, Mr. Franciscus Johannes van den Bosch, heeft de bestuurders aangesproken op hun vermeende ernstige verzuimen in de nakoming van hun verplichtingen jegens de verzekeringsmaatschappij. De eisers, bestaande uit drie bestuurders, hebben de vorderingen bestreden. Het gerecht in eerste aanleg heeft op 20 juli 2005 de vorderingen grotendeels toegewezen, maar de eisers hebben hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. Het hof heeft op 30 januari 2007 het vonnis van het gerecht vernietigd en de eisers aansprakelijk verklaard voor de schade ten behoeve van de boedel, wat leidde tot een cassatieberoep door de eisers.

De Hoge Raad heeft op 6 maart 2009 het cassatieberoep van de eisers verworpen. De klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, konden niet leiden tot cassatie, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de eisers bovendien veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

6 maart 2009
Eerste Kamer
Nr. R07/089HR
RM/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiser 2],
3. [Eiseres 3]
allen wonende [te woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaten: aanvankelijk mr. M. Ynzonides en mr. M.V. Polak, thans mr. R.A.A. Duk
t e g e n
Mr. Franciscus Johannes VAN DEN BOSCH, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Westward Insurance Company N.V.,
kantoorhoudende op Curaçao, Nederlandse Antillen,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en de curator.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 12 juli 2001 ter griffie van het gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Curaçao, ingekomen verzoekschrift heeft de curator zich gewend tot dat gerecht en verzocht, kort gezegd en voor zover thans in belang, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat:
i.) [eiser] c.s. ieder afzonderlijk en hoofdelijk ernstig verzuim hebben gepleegd in de nakoming van de op hen jegens de verzekeringsmaatschappij Westward Insurance Company N.V. (hierna: Westward) uit hoofde van hun bestuurdersschap, respectievelijk commissariaat van Westward rustende verbintenissen, van welk verzuim hen ernstige verwijten vallen te maken;
ii) dat het (niet)handelen van [eiser] c.s. zoals beschreven in het inleidend verzoekschrift kan worden gekwalificeerd als onrechtmatig handelen van ieder van hen jegens alle schuldeisers van - de boedel van - Westward;
iii) [eiser] c.s. hoofdelijk en afzonderlijk jegens de boedel van Westward aansprakelijk is voor de schade, bestaande uit het gehele faillissementsdeficit, althans de schade die het gevolg is van ieders ernstig verwijtbaar handelen; alsmede
II. [eiser] c.s. hoofdelijk te veroordelen aan de boedel van Westward te betalen het gehele faillissementsdeficit, nader op te maken bij staat, met rente en kosten.
[Eiser] c.s. hebben de vorderingen bestreden.
Het gerecht heeft bij vonnis van 20 juli 2005 de vorderingen grotendeels toegewezen.
Tegen dit vonnis hebben [eiser] c.s. hoger beroep ingesteld bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba, hierna: het hof. De curator heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Bij vonnis van 30 januari 2007 heeft het hof het vonnis van het gerecht vernietigd en, opnieuw rechtdoende, voor recht verklaard dat [eiser] c.s. wegens de in het vonnis diverse, ten aanzien in ieder in hen nader omschreven nalatigheden aansprakelijk zijn tot vergoeding van eventuele schade ten behoeve van de boedel. Het hof heeft voorts [eiser] c.s. veroordeeld tot vergoeding van die schade, op te maken bij staat, en het meer of anders gevorderde afgewezen.
Het vonnis van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het vonnis van het hof hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De curator heeft deels geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep en deels tot verwerping daarvan.
[Eiser] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping van het beroep op niet-ontvankelijkheid.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat en mede door C.S. Avendano Canto, advocaat te Amsterdam, en voor de curator door zijn advocaat alsmede door mr. J.W. Hoekzema, advocaat te Amsterdam.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van [eiser] c.s. in hun cassatieberoep.
Mr. M.V. Polak, voornoemd, heeft bij brief van 19 januari 2009 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op € 371,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.B. Fleers als voorzitter en de raadsheren O. de Savornin Lohman, A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 6 maart 2009.