ECLI:NL:HR:2009:BG9868
Hoge Raad
- Cassatie
- J.W. van den Berge
- C.J.J. van Maanen
- C. Schaap
- J.W.M. Tijnagel
- M.W.C. Feteris
- Rechtspraak.nl
Belastingvrije vergoeding voor huisvestingskosten in het kader van de 30%-regeling
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, een Zwitserse nationaliteit, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 15 april 2008. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag, maar de Inspecteur handhaafde deze. De Rechtbank te Breda verklaarde het beroep ongegrond, en het Hof bevestigde deze uitspraak. Belanghebbende stelde cassatie in, waarbij de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift indiende en de Advocaat-Generaal C.W.M. van Ballegooijen concludeerde tot ongegrondverklaring van het beroep.
De Hoge Raad oordeelt dat aan belanghebbende voor de periode van 1 september 2001 tot en met 31 augustus 2011 toepassing kan worden gegeven aan de 30%-regeling, zoals vastgelegd in artikel 15a, lid 1, letter k, van de Wet op de loonbelasting 1964. Belanghebbende ontving in 2002 een belastingvrije vergoeding voor extraterritoriale kosten van € 29.312 en een vergoeding van € 28.037 voor huisvestingskosten in Nederland. De Inspecteur corrigeerde het belastbare inkomen van belanghebbende door het bedrag van de huisvestingsvergoeding bij het belastbare inkomen op te tellen.
De centrale vraag in deze procedure was of belanghebbende naast de 30%-regeling ook recht had op een belastingvrije vergoeding voor de huisvestingskosten. Het Hof heeft deze vraag ontkennend beantwoord, en de Hoge Raad bevestigt dit oordeel. De Hoge Raad stelt dat de wettelijke regeling inzake belastingvrije vergoedingen inhoudt dat kosten slechts eenmaal kunnen worden vergoed. Aangezien belanghebbende al een vergoeding heeft ontvangen voor de kosten van huisvesting, kan deze niet nogmaals belastingvrij worden vergoed. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.