ECLI:NL:HR:2009:BG9624
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Herziening van een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage inzake valsheid in geschrift en opzetheling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 januari 2009 uitspraak gedaan over een aanvrage tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 6 januari 1995 was gewezen. De aanvrager was in hoger beroep vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, maar was wel veroordeeld voor valsheid in geschrift en opzetheling tot een gevangenisstraf van drie jaar en zes maanden. De Hoge Raad had eerder, op 27 februari 1996, het arrest van het Hof vernietigd, maar alleen wat betreft de vrijspraak en de kwalificatie van de feiten. De aanvrager heeft op 18 november 2008 een verzoek tot herziening ingediend, waarbij hij nieuwe feiten en omstandigheden aanvoerde die volgens hem niet bekend waren tijdens het oorspronkelijke proces.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling van de aanvrage tot herziening vastgesteld dat de aangevoerde omstandigheden niet voldeden aan de eisen die zijn gesteld in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. Dit artikel vereist dat de aanvrage steunt op nieuwe, feitelijke omstandigheden die niet tijdens de eerdere zittingen aan de orde zijn gekomen en die een ernstig vermoeden wekken dat, indien deze feiten bekend waren geweest, het onderzoek tot een andere uitkomst zou hebben geleid. De Hoge Raad concludeerde dat de aanvrage niet-ontvankelijk was, omdat de aangevoerde gronden niet als zodanig konden worden aangemerkt.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt de eerdere veroordeling van de aanvrager en onderstreept de strikte eisen die worden gesteld aan herzieningsverzoeken. De aanvrage tot herziening is dan ook afgewezen, en de Hoge Raad heeft de aanvrager in zijn verzoek niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.