ECLI:NL:HR:2009:BG9609

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 januari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/11226
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van de redelijke termijn in cassatieprocedure

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 januari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, geboren in 1975, had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het hof, dat op 18 oktober 2005 had geoordeeld in zijn strafzaak. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P. Nan, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, specifiek wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, en heeft verzocht om vermindering van die straf, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen met betrekking tot het aantal uren taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis. De opgelegde taakstraf is verminderd van 180 naar 150 uren, en de duur van de vervangende hechtenis is vastgesteld op 75 dagen. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, behalve het derde middel dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Dit middel werd gegrond verklaard, wat leidde tot de vermindering van de taakstraf.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van vertraging in de procedure. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de vertraging in deze zaak meer dan 12 maanden heeft bedragen, wat aanleiding gaf tot de vermindering van de opgelegde straf. De beslissing van de Hoge Raad is een belangrijke uitspraak in het kader van de waarborging van de rechten van verdachten in het strafproces, met name in relatie tot de redelijke termijn van behandeling.

Uitspraak

13 januari 2009
Strafkamer
nr. 07/11226
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 18 oktober 2005, nummer 21/005615-04, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.P. Nan, advocaat te Arnhem, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest wat betreft de hoogte van de opgelegde straf, tot vermindering van die straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beoordeling van het derde middel
3.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden.
3.2. Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 180 uren. In de omstandigheid dat de Hoge Raad als gevolg van de bij de inzending van de stukken opgetreden vertraging, welke meer dan 12 maanden bedraagt, eerst thans uitspraak kan doen, vindt de Hoge Raad aanleiding de opgelegde straf te verminderen met 30 uren.
4. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het aantal uren te verrichten taakstraf en de duur van de vervangende hechtenis;
vermindert het aantal uren taakstraf in die zin dat deze 150 uren bedraagt;
vermindert de duur van de vervangende hechtenis in die zin dat deze 75 dagen beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 13 januari 2009.
Mr. Splinter-van Kan is buiten staat dit arrest te ondertekenen.