ECLI:NL:HR:2009:BG9056
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Cassatie over onrechtmatig handelen van de overheid in het kader van een buitenlandse veroordeling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Rechtbank te Groningen. De zaak betreft een vordering van de Officier van Justitie tot het verlenen van verlof tot tenuitvoerlegging van een vonnis van het Landgericht te Osnabrück (Duitsland) tegen een veroordeelde, die op dat moment gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Ter Apel'. De veroordeelde heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. R.B. Schmidt. De Procureur-Generaal, Fokkens, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen, waarin werd gesteld dat de Duitse autoriteiten onrechtmatig hadden gehandeld door gebruik te maken van onjuiste informatie in hun rechtshulpverzoek. De verdediging beriep zich op artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering, stellende dat er onrechtmatigheden waren in het voorbereidend onderzoek die niet meer gerepareerd konden worden, nu de strafzaak in Duitsland al was afgerond. De rechtbank oordeelde echter dat er geen belemmeringen waren die de inwilliging van het rechtshulpverzoek in de weg stonden, en dat de Duitse autoriteiten te goeder trouw hadden gehandeld.
De Hoge Raad bevestigde het oordeel van de Rechtbank en oordeelde dat de exequaturrechter zich dient te baseren op de veroordeling door de buitenlandse rechter en niet kan ingaan op de vraag of er onrechtmatigheden hebben plaatsgevonden in het voorbereidend onderzoek. De Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat de middelen niet tot cassatie konden leiden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.