ECLI:NL:HR:2009:BG8955
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.W. Ilsink
- W.F. Groos
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van vrijspraak in zaak betreffende onthouden van verzorging aan dieren
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2009 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De zaak betreft een verdachte die werd beschuldigd van het onthouden van de nodige verzorging aan verschillende dieren, waaronder paarden, pony's en honden, gedurende de periode van februari tot en met december 2004. De tenlastelegging was gebaseerd op artikel 37 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, dat het verbiedt om aan een dier de nodige verzorging te onthouden.
Het Hof had geoordeeld dat de verdachte niet schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende bewijs was voor de toestand van de dieren vóór 13 december 2004. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof de grondslag van de tenlastelegging had verlaten door te concluderen dat de dieren gedurende de gehele tenlastegelegde periode in een slechte toestand verkeerden. De Hoge Raad stelde vast dat de bewoordingen van de tenlastelegging ruimte lieten voor de mogelijkheid dat de dieren op enig moment in die periode in die toestand verkeerden, wat niet door het Hof was erkend.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof te Leeuwarden voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige lezing van de tenlastelegging en de noodzaak om de bewijsvoering in overeenstemming te brengen met de beschuldigingen die zijn geformuleerd.
De zaak is van belang voor de toepassing van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de eisen die aan de bewijsvoering worden gesteld in strafzaken waarbij dierenwelzijn in het geding is.