ECLI:NL:HR:2009:BG7758
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Wettelijke grondslag politieoptreden in cassatie
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, gedateerd 3 december 2007, in de strafzaak tegen een verdachte die op dat moment gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting 'Tilburg'. De verdachte, geboren in 1983, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. M.C. van der Want, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal, Knigge, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad, onder leiding van vice-president F.H. Koster, heeft de zaak beoordeeld. Het middel dat door de verdachte is ingediend, kan niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de argumenten van de verdachte niet voldoende acht om het eerdere oordeel van het Gerechtshof te herzien.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 17 februari 2009 het beroep verworpen. Dit arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De uitspraak is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het de grenzen van de wettelijke grondslag voor politieoptreden in het kader van strafrechtelijke procedures verduidelijkt.