ECLI:NL:HR:2009:BG7755

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/13328 A
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekverlening in strafzaak tegen verdachte met kennis van terechtzitting

In deze zaak, behandeld door de Hoge Raad op 17 februari 2009, betreft het een beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba. De verdachte, geboren in 1973 en ten tijde van de aanzegging gedetineerd op Sint Maarten, had geweigerd om met de parketpolitie mee te gaan naar de terechtzitting. De raadsvrouw van de verdachte verzocht het Hof om de behandeling van de zaak buiten aanwezigheid van de verdachte voort te zetten, wat het Hof heeft toegestaan. Het Hof oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de terechtzitting en dat zijn weigering om aanwezig te zijn een bewuste keuze was, ongeacht de omstandigheden waaronder deze keuze werd gemaakt, zoals het feit dat hij nog niet had gegeten. Dit oordeel werd door de Hoge Raad niet als onjuist beschouwd, en het Hof had geen nadere motivering hoeven geven voor zijn beslissing om verstek te verlenen. De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van cassatie niet tot een andere uitkomst konden leiden en verwierp het beroep.

Uitspraak

17 februari 2009
Strafkamer
nr. 07/13328 A
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba van 13 november 2007, nummer H-113/2005, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd op Sint Maarten.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1. Het middel bevat onder meer de klacht dat het Hof ten onrechte, althans op onbegrijpelijke gronden, verstek heeft verleend tegen de verdachte.
2.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 2 november 2007 houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"verstek
De voorzitter merkt op dat de zaak aanvankelijk op de rol van gisteren stond. Verdachte was toen aangevoerd. Toen het Hof in de ochtenduren aan de behandeling van deze zaak niet toekwam, is de zaak op verzoek van de raadsvrouw - die 's middags verhinderd was - verschoven naar heden. De voorzitter merkt op dat van de procureur-generaal is vernomen dat verdachte heden weigert met de parketpolitie mee te gaan naar de Courthouse voor de behandeling van zijn zaak.
(...)
De procureur-generaal merkt het volgende op:
Ik heb de parketpolitie gisteren verzocht om verdachte heden om 13:00 uur wederom aan te voeren. Het is nu 13:30 uur. Ik heb van de officier van justitie, mr. D. Sarian vernomen dat verdachte niet met de parketpolitie mee wil gaan, omdat hij nog geen eten heeft gekregen.
(...)
De voorzitter merkt op dat het gerucht gaat dat er momenteel wordt gestaakt in het huis van bewaring, in ieder geval door het keukenpersoneel.
(...)
De procureur-generaal merkt op dat hij ervan uit gaat dat verdachte bewust heeft gekozen om niet bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn en verzoekt het Hof om tegen de niet verschenen verdachte verstek te verlenen.
(...)
De raadsvrouw verzoekt het Hof om de behandeling van de zaak buiten aanwezigheid van de verdachte voort te zetten.
Tegen de niet-verschenen verdachte wordt verstek verleend, waarna het onderzoek wordt voortgezet."
2.3. Het oordeel van het Hof dat in deze zaak tegen de verdachte verstek kon worden verleend, getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting, nu het Hof op grond van de feiten en omstandigheden als weergegeven in het hiervoor weergegeven gedeelte van het proces-verbaal van de terechtzitting heeft kunnen aannemen dat de verdachte op de hoogte was van de terechtzitting en dat hij desalniettemin geweigerd heeft om met de parketpolitie mee te gaan toen die hem kwam ophalen voor de terechtzitting. Die weigering is immers in beginsel een keuze die voor rekening van de verdachte komt, waaraan niet afdoet de omstandigheid dat die keuze mogelijk werd ingegeven door het feit dat hij nog niet had gegeten. Dat oordeel behoefde geen nadere motivering, mede gelet op de opstelling van de wel ter terechtzitting verschenen raadsvrouwe die immers het Hof verzocht de behandeling van de zaak buiten aanwezigheid van de verdachte voort te zetten.
2.4. Het middel is in zoverre tevergeefs voorgesteld.
3. Beoordeling van de middelen voor het overige
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, en uitgesproken op 17 februari 2009.